32
9. Verzorging en onderhoud
Om een betrouwbare irrigatie van uw systeem te kunnen garanderen, moeten het filter en de irri-
gatiecomputer af en toe worden onderhouden en gereinigd.
Voordat u onderhouds- en reinigingswerkzaamheden gaat uitvoeren, moet u het systeem met de
hoofdschakelaar uitschakelen.
Reiniging van het filter:
1. Om het filter te kunnen reinigen, trekt u de zuigslang (1) van het
waterfilter (2).
2. Trek vervolgens de waterniveausensor (5) van de zijkant van het
waterfilter (2) en reinig de sensorpunten met schoon water.
3. Draai de onderste dop (4) met de klok mee van het filterhuis (2)
en verwijder deze.
4. U kunt nu de filterspons (3) uit het filterhuis (2) verwijderen en
deze met schoon water reinigen!
Monteer het filter vervolgens weer in omgekeerde volgorde.
Reiniging van de besturingseenheid:
Nadat het filter is gereinigd, is het nu de beurt aan de irrigatiecomputer. Trek hiervoor de druks-
lang van de aansluiting „WATER OUTLET“ van de irrigatiecomputer.
1. Vul een emmer met ong. 20 l. schoon leidingwater en plaats het filter met de waterniveausen-
sor in de emmer.
2. Schakel vervolgens het irrigatiesysteem in met de hoofdschakelaar „SYSTEM ON/OFF“.
3. Druk op de membraanknop „TEST MODE“. Nu begint de irrigatiecomputer het schone water
rond te pompen en reinigt zichzelf. Laat het systeem water door de droogloopbeveiliging pom-
pen tot het uitschakelt.
4. Reinig indien mogelijk uw watertank en vul deze met schoon leidingwater.
5. Schuif vervolgens de drukslang weer op de aansluiting „WATER OUTLET“. Plaats het filter
met waterniveausensor terug in uw watertank.
6. Druk op de membraanknop „TEST MODE“ en wacht tot de lucht uit het systeem is ontsnapt.
Druk vervolgens opnieuw op de membraanknop „TEST MODE“.
7. Stel nu opnieuw de gewenste irrigatietijd in via de membraanknop „MODE SELECT“ (zie punt
7.5).
Het systeem is nu volledig gereinigd en weer klaar voor gebruik!
Instructie:
Let ook op de verzorgings- en onderhoudsinstructies van de afzonderlijke druppel-
of sproeimondstukken!
1
2
3
4
5