15
Komt overeen met de EG-richtlijnen
Een elektrisch product met deze markering mag
niet als afval via het huisvuil worden afgevoerd
Apparaten met dit teken mogen uitsluitend
binnenshuis (droge omgeving) worden gebruikt
5. UITLEG VAN DE SYMBOLEN
• Wanneer de compressor ongewone gelui-
den maakt of oververhit raakt, schakelt u het
apparaat direct uit en laat u het minimaal
20 minuten afkoelen!
• Controleer de compressor voordat u het appa-
raat gaat gebruiken. Beschadigde, gescheurde
of gebroken onderdelen mogen uitsluitend door
gekwalifi ceerde technici worden gerepareerd!
• Stel de compressor nooit bloot aan vorst, regen
of temperaturen boven 30 °C of beneden -30 °C!
• Gebruik het apparaat nooit op mensen of dieren!
• Let erop dat de slang en kabel niet blootge-
steld worden aan scherpe randen, olie of hete
oorwerpen!
• Let bij het vullen altijd op de correcte luchtdruk
(lees daartoe de handleiding van uw voertu-
ig erop na). De compressor kan een druk van
max. 8,3 bar leveren. Bij te hoge druk bestaat
explosie- en letselgevaar.
• Laat de compressor nooit langer dan 5 minu-
ten onafgebroken werken om oververhitting
te voorkomen. Schakel de compressor na 5
minuten uit en laat hem eerst volledig afkoelen
(minimaal 20 minuten) voordat u het apparaat
weer aanzet.
• Laat de compressor nooit zonder toezicht werken.
• De compressor kan bij uitgeschakelde motor de
accu van uw voertuig ontladen.
• Zorg voor een goede ventilatie wanneer u de
compressor bij lopende motor in de garage of
hal gebruikt. Er bestaat dan gevaar voor vergif-
tiging!
• Ontkoppel de compressor van de stroomvoorzi-
ening als u het apparaat niet nodig hebt.
• Gebruik voor uw eigen veiligheid uitsluitend
toebehoren of reserveonderdelen die in de ge-
bruiksaanwijzing staan vermeld of waarvan het
gebruik door de fabrikant wordt aanbevolen!
6. GEBRUIKSAANWIJZING
6.1 OVERZICHT
Afbeelding 1: Front
Afbeelding 2: Achterzijde
4 3
2
1
5
6
7
Afbeelding 3: Adapter en zekeringen
Afbeelding 4: Zijkant
1 Draaggreep
2 Manometer
3 Aan-/uitschakelaar
12 V-systeem
4 Aan-/uitschakelaar
230 V-systeem
5 Aansluitkabel 12 V auto,
230 V-kabel
6 Aansluitnippel van de
luchtslang
7 Deksel opbergvak
8 Zekeringhouder (230 V)
9 Vervangende zekering (12 V)
10 Adapter ø 8 mm
11 Adapter ø 5 mm
12 Baladapter
13 Vervangende zekering
(230 V)
14 Ventilatiesleuven
Behuizing met randaarde (beveiligingsklasse II).
Gebruiksaanwijzing lezen