116
• Druk op de knop
WIND +
of de knop
PRESSURE -
, om de instelling van de minuten te veranderen. Bevestig de
instelling met de knop
SET
.
Druk op de knop
ALARM
zolang de uren- of minuteninstelling op het LCD-display knippert, om het alarm
te activeren, dat wordt weergegeven met het kloksymbool
. Hernieuwd drukken op de knop
ALARM
deactiveert het alarm weer; het kloksymbool
verdwijnt.
• De ingestelde waarde van de maximum temperatuurwaarschuwing knippert, gelijktijdig wordt "HI" op het LCD-display
weergegeven. Druk op de knop
WIND +
(5) of de knop
PRESSURE -
(4), om de waarschuwing voor de maximum
temperatuur voor binnenshuis te veranderen. Bevestig de instelling met de knop
SET
(8). De ingestelde waarde
van de minimum temperatuurwaarschuwing voor binnnshuis knippert, gelijktijdig wordt "LO" op het LCD-display
weergegeven. Druk op de knop
WIND +
(5) of de knop
PRESSURE -
(4), om de waarschuwing voor de minimum
temperatuur voor binnenshuis te veranderen. De volgende eenheid voor één van de waarschuwingsinstellingen
knippert en "HI" verschijnt gelijktijdig bij het erop volgende "LO" op het LCD-display. De instelling van de maximum
waarschuwing "HI" verschijnt altijd als eerste, gevolgd door de instelling minimum waarschuwing "LO" in dezelfde
eenheid. Herhaal deze instelprocedure op dezelfde manier voor alle volgende instelwaarden in de volgende
volgorde: Luchtvochtigheid binnen bovenste waarde= "HI" onderste waarde= "LO" > buitentemperatuur bovenste
waarde= "HI" onderste waarde= "LO" > luchtvochtigheid buiten bovenste waarde= "HI" onderste waarde= "LO",
• Bevestig de laatste instelling met de knop
SET
. De weergave van de alarminstellingen keert na deze laatste
instelling terug naar de normale weergave.
• Om een waarschuwing te activeren of te deactiveren drukt u, terwijl de instelling voor de waarschuwing knippert, op
de knop
ALARM
. Het dienovereenkomstig alarmsymbool verschijnt, als de waarschuwing geactiveerd is of wordt
niet weergegeven op het LCD-display, als de waarschuwing niet geactiveerd is. Deze bestaat altijd uit meerdere
delen, de aanduiding van de gemeten waarde (a), de activeringswaarde en de symbolen "HI" of "LO" (b) en het
waarschuwingsdriehoek met het uitroepteken (c) bijv. (b) en (c)
De waarde (a) wordt dienovereenkomstig
de instelling weergegeven op het LCD-display. Afhankelijk van het soort alarm is de rangschikking van de
afzonderlijke symbolen op het LCD-display een beetje anders (verticaal/horizontaal).
Voor de waarschuwingen voor wind, windbuien en gemiddelde neerslag en de hoogste dagelijkse waarde
is er telkens slechts één maximum waarschuwing: "WIND HI" > "Gust HI" > "RATE HI" > "DAY HI".
12. Functies
a) Buitensensor
• De buitensensor stuurt iedere 16 seconden nieuwe gegevens naar het weerstation.
• Het kan gebeuren, dat de verbinding tussen het weerstation en de buitensensor wordt onderbroken resp. een
hernieuwde synchronisatie van de waarden van de buitensensor nodig is.
• Druk de knop
LIGHT/SNOOZE
(1) en houd deze gedurende ongeveer 5 seconden ingedrukt, om een hernieuwde
synchronisatie van het weerstation met de buitensensor te starten. Opgeslagen meetwaarden worden
gewist. Bestaande instellingen blijven behouden. De balken van het synchronisatiesymbool
knipperen
dienovereenkomstig het elke succesvolle signaalontvangst. De hernieuwde synchronisatie kan meerdere
minuten duren. Druk gedurende deze tijd op geen enkele knop. Als het signaal 5 keer succesvol is ontvangen,
verschijnen alle 5 de balken van het synchronisatiesymbool
op het LCD-display. Vervolgens neemt het aantal
weergegeven balken bij ieder volgende ontvangst niet verder toe.