60
4.7 Weerstand
1. Schakel alle apparatuur uit en ontlaad condensatoren in het
circuit dat wordt getest.
2. Steek de rode meetkabel in de aansluiting “
INPUT
” en de
zwarte kabel in de aansluiting “
COM
”.
3. Draai de draaischakelaar in de positie “
Ω
”. Sluit de
meetkabels aan over het circuit dat moet worden gemeten.
4. Lees de gemeten weerstand af van het LCD-display. Tips voor
het meten van weerstand:
- Soms komen de waarde van de weerstand en de gemeten
weerstand niet overeen. Dit komt doordat de uitgaande
teststroom van de meter langs allerlei paden gaat tussen de
kabels.
- Voor metingen van lage weerstand moet u de meetkabels
inkorten en de weergegeven weerstand registreren. Breng
vervolgens de verbinding met het circuit tot stand en trek de
geregistreerde weerstand af van de meting, zodat u de meest
nauwkeurige resultaten krijgt.
- Wanneer de kabels worden losgekoppeld of de meting buiten
bereik is, wordt “
OL
” weergegeven.
WAARSCHUWING
Vermijd letsel of beschadiging van de meter, schakel vooral
alle apparatuur uit en ontlaad alle condensatoren voordat u
een weerstand meet.
4.8 Continuïteit
1. Schakel alle apparatuur uit en ontlaad condensatoren in het
circuit dat wordt getest.
2. Steek de rode meetkabel in de aansluiting “
INPUT
” en de
zwarte kabel in de aansluiting “
COM
”.
3. Draai de draaischakelaar in de positie “
Ω
”. Sluit de
meetkabels aan over het circuit dat moet worden gemeten.
Lees de gemeten weerstand af van het display. Als de gemeten
weerstand minder dan 40Ω is, zal de zoemer van de meter
klinken.
NU-712B_0618 7 langues.indd 60
22/06/2018 11:51:01