46
Oplaadlampjes
Sommige opladers detecteren bepaalde storingen aan de accu’s. De storingen worden aangegeven door het rode lampje dat snel knippert.
Wanneer dit zich voordoet, steek dan opnieuw de accu in de oplader. Als het probleem blijft bestaan, steek dan een andere accu om te
controleren of de oplader goed werkt. Als deze nieuwe accu goed opgeladen wordt, betekent dit dat de eerste accu defect is en moet u deze
naar een servicecentrum of een verzamelplaats sturen voor recycling. Als deze nieuwe accu dezelfde storing als de eerste accu vertoont, moet
u de oplader door een erkend servicecentrum laten testen.
Onderbreking voor warme/koude accu
Sommige accu’s zijn voorzien van een functie Onderbreking voor warme/koude accu: wanneer de oplader detecteert dat een accu warm
is, schakelt deze automatisch de functie Onderbreking voor warme accu in, waardoor het opladen onderbroken wordt totdat de accu weer
afgekoeld is. Wanneer de accu is afgekoeld, gaat de oplader automatisch weer verder met het opladen van de accu. Met deze functie kan de
levensduur van de accu’s verlengd worden. Wanneer de oplader zich in de modus Onderbreking voor warme/koude accu bevindt, knippert
het lampje: lange, en vervolgens korte flikkeringen.
In de oplader achtergelaten accu
De accu kan in de oplader blijven, het oplaadlampje geeft aan “Accu opgeladen”.
Accu bijna leeg:
Een accu die bijna leeg is, blijft werken, maar wellicht niet tijdens alle uit te voeren werkzaamheden.
Defecte accu:
Deze oplader kan geen defecte accu’s opladen. De oplader geeft aan dat de accu defect is, hij gaat niet aan of geeft aan dat
er een probleem met de accu of de oplader is.
N.B.:
Dit defect kan ook betekenen dat de oplader een probleem heeft.
Belangrijke opmerkingen over het opladen
1. De levensduur en de prestaties van de accu kunnen verbeterd worden als u oplaadt bij een temperatuur tussen 18 en 24
˚
C (65
˚
F
en 75
˚
F). Laat de accu NIET op bij een temperatuur onder +4,5
˚
C (+40
˚
F) of boven +40,5
˚
C (+105
˚
F). Deze voorzorgsmaatregel
is belangrijk om de accu niet te beschadigen.
2. De oplader en de accu kunnen tijdens het opladen warm aanvoelen. Dit is een normaal verschijnsel en wijst niet op een defect.
Om het afkoelen van de accu na gebruik te vergemakkelijken, moet u de oplader of de accu niet op een warme plek zetten,
zoals in een metalen gebouw of een niet-geïsoleerde vrachtwagen.
3. Een koud accublok laadt twee keer langzamer op dan een warm accublok. Het accublok laadt langzamer op tijdens de hele
laadcyclus en bereikt nooit de maximale laadsnelheid, ook niet wanneer het accublok warm geworden is.
4. Als de accu niet goed oplaadt:
a. Controleer de goede werking van de oplader door hier een lamp of een ander apparaat op aan te sluiten.
b. Controleer of de oplader, wanneer deze op een lampschakelaar is aangesloten, dooft wanneer u de lamp uitschakelt.
c. Installeer de oplader en de accu op een plek met een temperatuur tussen 18 en 24
˚
C (65
˚
F–75
˚
F).
d. Als de oplaadproblemen blijven bestaan, stuur het gereedschap, de accu en de oplader dan naar uw plaatselijke servicecentrum.
5. U moet de accu opladen wanneer het geproduceerde vermogen niet meer voldoende is om de werkzaamheden even gemakkelijk
als gebruikelijk uit te voeren.
GA NIET DOOR
deze te gebruiken als dit het geval is. Volg de oplaadprocedure. U kunt ook een
gedeeltelijk lege accu opladen als u dat wilt, zonder dat dit schadelijke gevolgen voor de accu heeft.
6. Geleidende vreemde voorwerpen, zoals slijpstof, metalen spaanders, staalwol, aluminiumfolie en verder alle andere elementen
bestaande uit metalen deeltjes, mogen niet in de oplader terecht komen. Haal altijd de oplader uit het spanningsnet wanneer deze
geen accu’s bevat. Haal de stekker van de oplader uit het stopcontact alvorens deze te reinigen.
7. Laat de oplader niet afkoelen en dompel hem niet onder in water of een andere vloeistof.
LET OP GEVAAR
: Risico op elektrische schokken. Verhinder het binnendringen van vloeistoffen in de oplader. Dit zou elektrische
schokken kunnen veroorzaken.
LET OP GEVAAR
:
Probeer nooit om zonder reden de accu te openen. Als het plastic kastje van de accu scheuren of breuken vertoont,
stuur deze dan naar een servicecentrum voor recycling.
Aanvullende belangrijke veiligheidsvoorschriften voor alle accu’s
Technologie
De CL3.P18S werkt met een accublok van 18 volt.
Het accublok van de CL3.BA1815 en de CL3.BA1830 kan gebruikt worden.
Raadpleeg de technische gegevens in de handleidingen voor meer
informatie.
Summary of Contents for CL3.P18S
Page 117: ...117 1 2 RCD RCD EL...
Page 118: ...118 3 off on 4 5...
Page 119: ...119 6 CCA V W watt Hz hertz min no I I min RPM IPM BPM A...
Page 120: ...120 FACOM 40 C 105 F on li ion 15 FACOM...
Page 121: ...121 FACOM 2 230V 1 1 2 H 1 3 H...
Page 122: ...122 1 18 24 C 65 F 75 F 4 5 C 40 F 40 5 C 105 F 2 3 4 18 24 C 65 F 75 F 5 6...
Page 124: ...124 FACOM EN 60335 FACOM 3A 1mm2 30 FACOM D C A F 2 E B G H E I...
Page 125: ...125 4 H G 2 A 2 B OFF 2 C D 20 3 D 3 E 4 H G D E 3...
Page 126: ...126 5 1 OFF 2 3 19 3 4 2 OFF 6 D E 1 6 4 1 4 Torx 6 7 6 4 1 4 off off 5 6 7 E D E D...
Page 142: ...142 CL3 BA1830 CL3 CH1018...