18
De zelfijkprocedure gaat als volgt:
- Schakel de machine volledig uit
- Verdraai de knoppen (1), (2) en (3) op
hun maximale stand rechtsom
- Schakel de machine weer in
- De display geeft C-1 aan
- Laat de machine draaien zonder wiel
- De display geeft C-2 aan. Monteer ver-
volgens een wiel van tenminste 14".
Stel vervolgens de knoppen in als bij het
normale balanceren. Breng een
wielgewicht aan van 50 g (0fl 1,75Oz)
aan de buitenzijde van de velg op het
"12 uur" punt wanneer het groene
indicatie-lampje (V) gaat branden .
- Balanceer het wiel
- De display geeft C-3 aan, verwijder nu
het gewicht van 50 g (of 1,75 Oz)
- Balanceer het wiel. Na het geluidssignaal
verschijnt op de display C-F. De ijking is
beëindigd.
Noot: U kunt de nauwkeurigheid van uw
U 217AS zelf testen.
- Balanceer nauwkeurig een wiel (op vrij-
wel 0 gram)
- Plaats aan beide zijden van de velg
willekeurig een gewicht van 50 gram
- Balanceer het wiel
- Zie vervolgens of de balanceermachine
50 g (± 5 gram) aan geeft op de plaats
180° tegenover de plaats waar het
gewicht is aangebracht.
- Indien dit niet het geval is moet men een
zelfijking uitvoeren,
- Wanneer er een andere storing is, raad-
pleeg de FACOM servicedienst.
Test 8 : Controle van de nauwkeurig-
heidsweergave van de knoppen
O p d e d i s p l a y v e r s c h i j n e n 3
mogelijkheden en (L)
Geen weergave
Een zeer nauwkeurige weergave
Normale weegave
Door de machine uit te schakelen verlaat
men het testprogramma.
5- Foutmeldingen
ER1 =
Stopt voordat de meting is voltooid
ER2=
Wiel niet correct opgespannen:
opspanning controleren en machine vast-
zetten
ER3=
Te grote onbalans tijdens meetpro-
cedure
ER4 =
Bedieningsfout na C-2 of C-3 tij-
dens ijkprocedure
ER6 =
Draairichting verkeerd
199=
Machine overbelast
4- Testen en regelen /SAV
Twee van deze programma's zijn door de
gebruiker zelf uit te voeren (7 en 8). De
andere moeten gedaan worden door de
FACOM servicedienst.
Om in het service programma te
komen, is de volgende procedure
van toepassing:
- Schakel uw U.217AS uit
- Draai alle knappen (1), (2) en (3) geheel
naar rechts
- Schakel de machine weer in. Draai nu
wanneer bijv A-2 zichtbaar, is knop (2) geheel
naar links. Zodra C-1 zichtbaar is draai de
twee andere knoppen geheel naar links. Men
is nu in het progamma testen en regelen. Het
werken met het testprogamma vraagt een
grote mate van voorzichtigheid.
Neem uit veiligheidsoverwegingen de tijd
tussen de handelingen. Het nummer van de
test wordt aangegeven door de knop (3).
Handel nu als volgt:
Eenmaal in het test en regelprogramma zoekt
men het gewenste programma op door knop
(3) te verdraaien. Vervolgens kiest men met
knop (2) de gewenste optie.
Test 7: Keuze van de meeteenheid
ofwel in grammen of in ounces
Op de display verschijnt de keuze mogelijkheid
Weergave in grammen
Weergave in ounces.
RAADGEVINGEN VOOR HET BALANCEREN
Hoedanigheid van de wielen:
De bandenspanning moet op de voorge-
schreven waarde zijn. Wanneer u zojuist
de band aangebracht heeft, oppompen tot
3,5 bar om de hielen van de band goed
op hun plaats te brengen en vervolgens
laten leeglopen tot de bedrijfsdruk. Het
wiel mag niet excentrisch zijn en niet
slingeren. Minder dan 1,5mm slingering
of onrondheid is toelaatbaar en het wiel
mag aan de voorzijde van de auto
gemonteerd worden. Bij meer dan 4mm
slingering of onrondheid, de velg of de
band verwisselen. Het wiel reinigen, de
in de groeven van de band afgezette
steentjes verwijderen. De oude gewichten
verwijderen.
Centrering van het wiel op de schijf:
Gebruik de centreerstukken, die voor dat
betreffende wiel en voor de wijze van
bevestigen aan de auto noodzakelijk zijn.
Monteer het wiel op de opspanschijf. De
spanmoeren aandraaien, tegelijkertijd het
wiel met de hand ronddraaien om de speling
goed te verdelen. Plaats het wiel zodanig,
dat het ventiel aan de bovenzijde zit. Zet
het wiel vast in deze stand, te beginnen zo
dicht mogelijk bij het ventiel.
C e n t r e r i n g v a n h e t w i e l o p d e
wagen:
Het steunvlak van de naafflens van de auto
reinigen. Het wiel monteren met het ventiel
aan de bovenzijde. De moeren vastzetten
met het door de autofabrikant
voorgeschreven koppel, te beginnen aan de
bovenzijde bij het ventiel. Het vastzetten
gebeurt met het wiel los van de grond. (Nooit
een slagmoersleutel gebruiken). Een wiel
0,1mm uit het hart van de naaf gemonteerd
veroorzaakt een onbalans van 10g.
Opmerkingen:
Een excentrisch of sterk slingerend wiel, zelfs
wanneer het goed uitgebalanceerd is, zal
steeds trillingen veroorzaken. Men
balanceert geen millimeters uit door
grammen maar grammen door grammen en
millimeters door millimeters.
De moderne ophangingen van het "Mac
Pherson"-type zijn gevoeliger voor onba-
lans dan de oude generaties ophangingen.
De vier wielen van een wagen wegen even
zwaar en draaien op dezelfde snelheid.
Er moeten dus vier wielen uitgebalanceerd
worden. Een transmissie met speling, een
onronde remschijf veroorzaken trillingen
die niet met balanceren opgeheven
worden. Wanneer een wiel meer dan
100g onbalans heeft, dan is het aan te
bevelen om, nadat het gewicht is
aangebracht, het wiel nogmaals te
balanceren om tot een beter resultaat te
komen.
Voordeel van balanceren:
Een goed rond en gebalanceerd wiel, ligt
vaster op de weg remt beter en
veroorzaakt minder slijtage van de band,
schokbreker, verbindingsstangen,
stuurkogels en tand-stang. Een
gebalanceerd wiel veroorzaakt geen
hinderlijke en ongerieflijke trillingen voor
de bestuurder en zijn passagiers.
Summary of Contents for U.217AS
Page 3: ...3 6 x 2 x 2 x 4 x 4 6...
Page 31: ...31...
Page 32: ...32...
Page 33: ...33...
Page 34: ...34...
Page 36: ...36 U 217A 18SAV U 217A 19SAV U 217A 21SAV U 217A 20SAV U 217A 22SAV U 217A 23SAV...
Page 40: ......
Page 42: ......
Page 43: ......
Page 44: ......