KONSERWACJA
Przed rozpoczęciem prac konserwacyjnych silnika
należy upewnić się, że urządzenie nie znajduje się
pod prądem.
Urządzenia Ferm zostały zaprojektowane do działania
przez dłuższy okres czasu przy minimalnym nakładzie
pracy związanym z konserwacją. Zadowalające działanie
zależy od odpowiedniego dbania o urządzenie oraz
regularnego czyszczenia.
Czyszczenie
Należy regularnie czyścić obudowę urządzenia miękką
szmatką, najlepiej po każdym użyciu. Należy dopilnować,
aby otwory wentylacyjne nie były zatkane przez pył i
brud.
W przypadku, gdy brud nie daje się usunąć, należy użyć
miękkiej szmatki zwilżonej wodą z mydłem. Nie wolno
używać rozpuszczalników takich jak benzyna, alkohol,
woda z amoniakiem itd. Rozpuszczalniki te mogą
uszkodzić części wykonane z plastiku.
Smarowanie
Urządzenie nie wymaga dodatkowego smarowania.
Usterki
W przypadku pojawienia się usterki, np. zużycia części,
należy skontaktować się z najbliższym sprzedawcą Ferm.
Z tyłu tej instrukcji można znaleźć rysunek urządzenia
rozebranego na części, które mogą być zamawiane.
ŚRODOWISKO
W celu zabezpieczenia urządzenia przed uszkodzeniami
w czasie transportu, jest ono dostarczane w
odpowiednio mocnym opakowaniu. Większość
materiałów można poddać ponownej utylizacji. Należy
umieścić materiały w odpowiednich dla ich właściwości
pojemnikach utylizacyjnych.
Nie używany już sprzęt można odnieść do miejscowego
sprzedawcy Ferm. Zostanie on odpowiednio
zutylizowany w sposób bezpieczny dla środowiska.
GWARANCJA
Warunki gwarancji można znaleźć na osobnej,
dołączonej karcie gwarancyjnej.
Niniejszym oświadczamy na naszą odpowiedzialność,
że produkt ten zgodny jest z następującymi standardami
lub standaryzującymi dokumentami.
EN50144-1, EN50144-2-1, EN55014-1,
EN55014-2, EN61000-3-2, EN61000-3-3
w zgodności z przepisami.
98/37/EEC
73/23/EEC
89/336/EEC
Dnia
04-05-2004
ZWOLLE NL
NL
W. Kamphof
Dział kontroli jakości
CE
ı
OŚWIADCZENIE O ZGODNOŚCI
(PL)
Ferm
65
11.Zet het werkstuk vast
Gebruik klemmen of een bankschroef om het
werkstuk vast te zetten. Het wordt dan beter
vastgehouden dan u met uw hand kunt doen.
Bovendien kunt u zo de machine met twee handen
bedienen.
12.Zorg dat u stevig staat
Vermijd een abnormale lichaamshouding. Zorg er
voor dat u stevig staat en steeds in evenwicht bent.
Dit is vooral belangrijk wanneer u op een trap of
ladder staat.
13.Onderhoud het gereedschap zorgvuldig
Houd uw gereedschap in goede conditie zodat u
veilig en goed kunt werken. Zorg ervoor dat
accessoires scherp zijn. Neem de
onderhoudsvoorschriften en de aanwijzingen voor
het vervangen van accessoires in acht. Controleer de
stekker en het snoer regelmatig, laat ze door een
vakman repareren wanneer ze beschadigd zijn.
Controleer ook verlengsnoeren regelmatig en
vervang deze waneer ze beschadigd zijn. Handgrepen
droog en vrij van olie en vet houden.
14.Stekker uit het stopcontact trekken
Trek de stekker uit het stopcontact wanneer de
machine niet wordt gebruikt, vóór
onderhoudswerkzaamheden en vóór het
verwisselen van gereedschap, bijv. zaagbladen, boren
of ander machinegereedschap.
15.Laat geen gereedschapsleutels op de machine
zitten
Controleer voor het inschakelen of sleutels en
andere hulpgereedschappen zijn verwijderd.
16.Voorkom per ongeluk inschakelen
Draag geen aangesloten machines met de vinger aan
de schakelaar. Kijkt u eerst of de schakelaar in de uit
of 0 stand staat voordat u de stekker in het
stopcontact steekt.
17.Verlengsnoeren voor gebruik buitenshuis
Gebruik buitenshuis uitsluitend goedgekeurde en
gemarkeerde verlengsnoeren.
18.Wees steeds op uw hoede
Let goed op uw werk. Ga met overleg te werk.
Gebruik het gereedschap niet wanneer u
ongeconcentreerd bent.
19.Controleer de machine op beschadigingen
Controleer zorgvuldig of de beveiligingen in orde zijn
en of licht beschadigde onderdelen naar behoren
werken voor u het gereedschap in gebruik neemt.
Controleer of werking van bewegende onderdelen
in orde is, of ze niet klemmen, en of er onderdelen
beschadigd zijn. Alle onderdelen moeten correct zijn
gemonteerd en aan alle voorwaarden voldoen voor
een juiste werking van de machine. Beschadigde
beveiligingen en onderdelen moeten op deskundige
wijze door een servicewerkplaats worden
gerepareerd vervangen, tenzij in de
gebruiksaanwijzing iets anders is aangegeven.
Beschadigde schakelaars moeten door een
servicewerkplaats worden vervangen. Gebruik geen
gereedschap waarvan de schakelaar niet kan worden
in- en uitgeschakeld.
20.Gebruik van accessoires en gereedschappen
Gebruik in het belang van uw eigen veiligheid
uitsluitend toebehoren en hulpapparaten die in de
gebruiksaanwijzing worden aangegeven of welke
door de fabrikant van het gereedschap aanbevolen
worden. Andere hulpgereedschappen en/of
toebehoren kunnen leiden tot verwondingen.
21.Laat reparaties uitsluitend door een erkende
reparateur uitvoeren
Dit elektrische gereedschap voldoet aan de geldende
veiligheidsvoorschriften. Reparaties mogen
uitsluitend door een erkende reparateur worden
uitgevoerd, anders kunnen ongevallen voor de
gebruiker het gevolg zijn.
22.Sluit een stofafzuiginrichting aan
Als het gereedschap is voorzien van een aansluiting
voor stofafzuiging en er is een stofafzuiginrichting
voorhanden, zorg er dan voor dat deze aangesloten
en gebruikt wordt.
VOOR HET GEBRUIK VAN DE MACHINE:
•
Controleer het volgende:
Komt de aansluitspanning van de motor met de
netspanning overeen.
Zijn het netsnoer en de netstekker in goede staat.
•
Vermijd het gebruik van lange verlengkabels.
Gebruik verlengsnoeren met een aderdiameter van
minimaal 1.5 mm
2
en alleen als het verlengsnoer
geheel is uitgerold.
•
Schakel in geval van blokkeren de machine
onmiddelijk uit.
•
Vergelijk altijd eerst het maximaal toegestane
toerental van accessoires met het toerental van de
boormachine.
•
Haal de netstekker uit het stopcontact, Voordat u
een boor of andere accessoires gaat plaatsen of
verwisselen op de boormachine.
BIJ HET IN BEDRIJSTELLEN VAN DE
MACHINE:
•
Controleer dat de schakelaar niet in de ‘AAN’ stand
staat vergrendeld voordat u de netstekker op de
netspanning aansluit.
•
Houd het netsnoer altijd uit de buurt van bewegende
delen van het gereedschap.
•
Schakel eerst de boormachine uit voordat u de
machine naar beneden, langs uw lichaam beweegt.
•
Bedek de ventilatiesleuven niet.
HET APPARAAT ONMIDDELLIJK
UITZETTEN BIJ:
•
Overmatig vonken van de koolborstels en ringvuur
op de collector.
•
Storing in de netstekker, netsnoer of
snoerbeschadiging.
•
Defecte schakelaar.
•
Rook of stank van verschroeide isolatie.
12
Ferm