19
NL
Spindel snelheden
Fig. E
Positie van V-snaar
Toeren/min
1 600
2 900
3 1300
4 1800
5 2650
De toerentallen van de boorspindel en de
V-snaarcombinaties kunnen uit de afbeelding en
de tabel worden afgelezen.
Test de V-snaarspanning voordat u de machine
aan het elektriciteitsnet aansluit.
4. BEDIENING, AANWIJZINGEN
EN TIPS
Diepteaanslag
Fig. A-1
De boorspindel is voorzien van een diepteaanslag
(2). Met de moer kan deze worden ingesteld. Op
de schaalverdeling kan de boordiepte worden
afgelezen.
Inklemmen van de boor
Fig. F
In de boorkop van de tafelboormachine kunnen
boren en andere gereedschappen met cilindrische
schacht worden geklemd. Het draaimoment
wordt via de spankracht van de drie klembekken
op de boor overgedragen. De boor dient - om
wegglippen te voorkomen - met behulp van de
tandkranssleutel vast te worden geklemd. Bij
het wegglippen van de boor in de boorhouder
ontstaat aan de boorschacht een lichte braam,
die een centrisch klemmen onmogelijk maakt. Een
op die wijze ontstane braam moet in ieder geval
door te slijpen worden verwijderd.
Inklemmen van het werkstuk
Fig. G
De boortafel en de voetplaat van de
tafelboormachine zijn voorzien van groeven ter
bevestiging van spangereedschappen. Klem
het werkstuk altijd in de machineklem of andere
spangereedschappen vast. U voorkomt daardoor
ongevallen en verhoogt zelfs de boorprecisie,
omdat het werkstuk niet „slaat“.
Tafelverstelling
De boortafel is aan de boorkolom bevestigd en
kan na het losmaken van de vastzethendel (6) in
hoogte worden versteld. Stel de tafel dusdanig in,
dat er tussen de bovenkant van het werkstuk en
de punt van de boor voldoende afstand over blijft.
De tafel kunt u ook zijwaarts zwenken, wanneer u
een werkstuk direct op de voetplaat wilt klemmen.
Fig. I
Voor schuine boringen en bij schuin onder-
steunings vlak van het werkstuk kan de tafel
worden gezwenkt. Draai daarvoor de zeskant-
schroef (20) aan het draaipunt van de tafel los
en verwijder de centrering. Zwenk de tafel in de
gewenste positie. Schroef vervolgens met een
steeksleutel de zeskantschroef (20) weer goed
vast.
Toerental, draaisnelheid, toevoer
De toevoer - de aanzetbeweging van de boor
- geschiedt met de hand aan de 3-armige
boorhefboom. De draaisnelheid wordt door het
toerental van de boorspindel en door de diameter
van de boor bepaald.
De juiste keuze van de toevoer en het toerental
van de boorspindel zijn voor de levensduur van
de boor doorslaggevend. Als basisregel geldt:
bij een grotere diameter van de boor moet het
toerental lager worden gesteld; hoe groter de
stevigheid van het werkstuk is, deste groter moet
ook de snijdruk zijn. Opdat de boor daarbij niet
overmatig wordt verhit, moeten gelijktijdig de
toevoer en de draaisnelheid worden verlaagd.
Bovendien dient de boor met boorolie te worden
gekoeld. Bij dunne platen moeten vrij grote
boringen voorzichtig met geringe toevoer en
geringe snijdruk worden uitgevoerd, opdat de
boor niet „hakt“ en de boring op maat blijft. Bij
diepe boringen (groter dan 2x de diameter van de
boor) is de spaanafvoer moeilijker en de verhitting
van de boor groter. Verlaag ook dan de toevoer en
het toerental en zorg door regelmatig terugtrekken
van de boor voor een betere spaanafvoer. Bij
boringen met een grotere diameter dan 8 mm
moet worden voorgeboord, opdat een voortijdige
slijtage van de boor - hoofdsnijkant vermeden
wordt en de boorpunt niet te zwaar wordt belast.