ATLAS ECO 30 SI UNIT
56
NL
cod. 3541Q551 - Rev. 00 - 09/2019
fig. 20 - Sifonvoeding
fig. 21 - Ringvoeding
3.5 Elektrische aansluitingen
Aansluiting op het elektriciteitsnet
B
De elektrische veiligheid van het apparaat wordt alleen bereikt wanneer het
correct geaard is, overeenkomstig de geldende veiligheidsnormen. Laat door
een vakman controleren of de aarding efficiënt en afdoende is. De fabrikant is
niet aansprakelijk voor eventuele schade die ontstaat doordat de installatie niet
geaard is. Laat bovendien controleren of de elektrische installatie geschikt is
voor het maximumvermogen dat door het apparaat wordt opgenomen (dit staat
vermeld op de typeplaat van de verwarmingsketel).
De verwarmingsketel is voorbedraad en voorzien van een kabel van het type "Y" zonder stekker,
voor aansluiting op het elektriciteitsnet. De aansluitingen op het net moeten worden gerealiseerd
met een vaste aansluiting, door middel van een tweepolige schakelaar met een opening tussen de
contacten van minstens 3 mm; er moeten zekeringen van max. 3A tussen verwarmingsketel en lijn
worden geplaatst. Het is belangrijk dat de polariteiten (LIJN: bruine draad / NEUTRAAL: blauwe
draad / AARDE: geel-groene draad) in acht worden genomen bij het aansluiten van de elektricitei-
tsleiding. Zorg er bij het installeren of vervangen van de voedingskabel voor dat de aardgeleider 2
cm langer is dan de andere.
B
De voedingskabel van het apparaat mag niet door de gebruiker worden vervan-
gen. Als de kabel beschadigd is, moet het apparaat worden uitgeschakeld en
dient u zich voor vervanging van de kabel uitsluitend tot gekwalificeerde vak-
mensen te wenden. Als de elektrische voedingskabel vervangen wordt, mag ui-
tsluitend een kabel “HAR H05 VV-F 3x0,75 mm2 worden gebruikt met een
buitendiameter van maximaal 8 mm.
Omgevingsthermostaat (optie)
B
LET OP: DE OMGEVINGSTHERMOSTAAT MOET SCHONE CONTACTEN
HEBBEN. DOOR 230 V. AAN TE SLUITEN OP DE KLEMMEN VAN DE OM-
GEVINGSTHERMOSTAAT WORDT DE ELEKTRONISCHE KAART ONHER-
STELBAAR BESCHADIGD.
Bij het aansluiten van timerafstandsbedieningen of timers, mag de voeding
voor deze voorzieningen niet van hun schakelcontacten worden genomen. De
voeding ervan moet rechtstreeks door het net of door batterijen worden gele-
verd, afhankelijk van het type voorziening.
Toegang tot het elektrische klemmenbord
Draai de twee schroeven
“A”
op het paneel los en verwijder het deurtje
fig. 22 - Toegang tot het elektrische klemmenbord
3.6 Aansluiting op het rookkanaal
Het apparaat moet aangesloten worden op een rookkanaal dat ontworpen en gebouwd
is in overeenstemming van de geldende normen. De leiding van de ketel naar het roo-
kkanaal moet gemaakt zijn van materiaal, dat bestand is tegen hoge temperaturen en
corrosie. Het wordt aanbevolen om te zorgen voor optimale afdichting op de verbinding-
spunten en de volledige leiding tussen ketel en schoorsteen op warmte te isoleren, ter
voorkoming van condensvorming.
4. SERVICE EN ONDERHOUD
Alle hieronder beschreven werkzaamheden die afstellingen, wijzigingen, inbedrijfstelling
en onderhoud betreffen mogen uitsluitend worden uitgevoerd door gekwalificeerd en
hiervoor opgeleid personeel (dat voldoet aan de technisch-professionele vereisten op
grond van de geldende voorschriften), zoals het personeel van de plaatselijke techni-
sche klantenservice.
FERROLI
is geenszins aansprakelijk voor schade aan zaken en/of persoonlijk letsel, ve-
roorzaakt door ingrepen op het apparaat, uitgevoerd door onbevoegde en ondeskundige
personen.
4.1 Instellingen
Activeren TEST-modus
Druk 3 maal in 3 seconden op de toets Reset (detail 3 - fig. 1) om de TEST-modus in te
schakelen. De verwarmingsketel slaat aan, ongeacht het feit of er om verwarming of
warm sanitair water gevraagd wordt.
Op het display, gaan de symbolen verwarming (detail 5 - fig. 1) en sanitair water (detail
6 - fig. 1) knipperen.
fig. 23 - TEST modus
Herhaal de procedure om de TEST-modus te deactiveren.
Na 15 minuten wordt de TEST-modus automatisch gedeactiveerd.
Afstellen brander
De brander wordt in de fabriek afgesteld zoals vermeld in tabella 2. De brander kan op
een ander vermogen ingesteld worden door in te grijpen op de pompdruk, de sproeier
en door afstelling van de kop en de luchttoevoer, zoals in de volgende paragrafen be-
schreven is. Het gewijzigde vermogen dient echter binnen het nominale bedrijfsveld van
de ketel te liggen. Controleer na de afstelling, met een toestel voor verbrandingsanalyse,
of het gehalte aan CO
2
% in de rookgassen tussen 11% en 12% ligt.
Tabel debiet oliesproeiers
In tabella 2 staat het oliedebiet vermeld (in kg/h) bij variaties van pomp- en sproeierdruk.
NB
- Onderstaande waarden dienen uitsluitend als leidraad, want er moet rekening wor-
den gehouden met het feit dat het debiet van de sproeiers ± 5% kan variëren. Bovendien
neemt bij branders met voorverwarmer het brandstofdebiet af met ongeveer 10%.
Tabella. 2
A
A
Pompdruk (bar)
SPROEIER
G.P.H.
8
9
10
11
12
13
14
0,40
1,32
1,40
1,47
1,54
1,61
1,68
1,75
15,66
16,60
17,43
18,26
19,09
19,92
20,75
0,50
1,57
1,65
1,73
1,81
1,89
1,97
2,05
18,62
19,57
20,51
21,50
22,42
23,36
24,31
0,60
1,93
2,01
2,23
2,32
2,42
2,52
2,64
22,89
23,83
26,44
27,51
28,70
29,88
31,31
0,65
2,12
2,25
2,40
2,63
2,74
2,80
2,91
25,14
26,68
28,46
31,19
32,49
33,21
34,51
0,75
2,50
2,65
2,80
2,95
3,07
3,20
3,33
29,65
31,43
33,21
34,99
36,41
37,95
39,49
0,85
2,92
3,10
3,27
3,45
3,60
3,75
3,90
34,63
36,76
38,78
40,92
42,69
44,47
46,25
1,00
3,30
3,50
3,67
3,85
4,02
4,20
39,13
41,51
43,52
45,66
47,67
48,72
51,95
Debiet bij uitgang van de sproeier in kg/h
0
120
60
80
100
40
20
x3