16 - kp
Nederlands
OPGELET
: verricht de installatie volgens de technische normen met behulp van geschikte gereedschappen; volg
nauwgezet de montage handleiding. Ga voor de installatie na of er plaatselijk of nationaal regelgeving van toepassing
is voor het bedoelde gebruik (privé, kantoor, winkels, enz.).
Pak alle elementen van de trap uit alvorens met de montage te beginnen. Plaats deze op een ruim oppervlak en
controleer of het aantal elementen klopt TAB. 1: A = Code, B = Aantal. Het aantal “B” vindt u in de kolom met de
code die op het etiket van de verpakkingskist is aangegeven).
Assemblage
1. Meet het hoogteverschil (H) tussen de vloeren nauwkeurig op (afb. 2)
2. Bereken de optrede: a) trek 20.5 cm (hoogte van de eerste trede) af van de traphoogte (H); b) deel de uitkomst
door het aantal treden min 1.
Voorbeeld: bij een traphoogte van 263 cm en een trap met 13 treden;
(263 – 20.5 / 13 – 1) = 20.21 cm (afb. 2).
3. Meet het trapgat nauwkeurig op (C) (afb. 2).
4. Bereken de aantrede (P):
Voor de uitvoering met breedte
L = 74
(leuning inbegrepen) (afb. 2A):
a) Trek de volgende vaste maten af van de afmeting van het trapgat (C):
1) 29 cm = laatste trede 2) 69 cm = hoektreden 3) 1 cm = afstand tot de muur
b) Deel de uitkomst door het aantal resterende treden.
Voorbeeld: met een trapgat van 231 cm en een trap overeenkomstig afb. 2A;
231 – 29 – 69 – 1 / 6 = 22 cm .
Voor de uitvoering met breedte
L = 89
(leuning inbegrepen) (afb. 2B):
a) Trek de volgende vaste maten af van de afmeting van het trapgat (C):
1) laatste trede 33 cm 2) hoektreden 84 cm. 3) afstand tot de muur 1 cm.
b) Deel de uitkomst door het aantal resterende treden.
Voorbeeld: met een trapgat van 262 cm en een trap overeenkomstig afb. 2B;
262 – 33 – 84 – 1 / 6 = 24 cm .
5. De juiste positie van de boring in het plafond is eenvoudiger te bepalen als u de trede L25 d.m.v. schroef C53
op de drager N20 monteert zonder hem definitief te bevestigen. Op deze wijze kunt u de positie van de boringen
voor de ogen eenvoudig markeren. Boor gaten met een boortje Ø 18 mm (afb. 4) (afb. 5). Bevestig de laatste
drager N20 d.m.v. de elementen C48 aan het plafond en controleer of de trap waterpas staat.
6. Maak de trekstangen C22 gereed door de ringen C20 met de gekartelde zijde aan de kant van de flens en de
moeren B99 te plaatsen. Bevestig de elementen N24 aan de dragers N21, N22 (afb. 3). Monteer de schroeven
B07, B06 en B23 zonder deze aan te draaien. Plaats de buizen C21 in de elementen N24; de trekstangen C22;
de ringen C20 met de gekartelde zijde aan de kant van de flens en de moeren B99.
Regel de optrede (P): Voor de rechtlijnige treden bepaalt u de aantrede (P) met de vorige formule (zie punt 4).
Voor hoektreden is (P):
20 cm (afb. 2A) voor de uitvoering met een breedte L=74 (leuning inbegrepen).
24 cm (afb. 2B) voor de uitvoering met een breedte L=89 (leuning inbegrepen).
Draai de schroeven B07, B06 en B23 definitief vast. Assembleer alle elementen N21. Draai de buis met de
trekstang met schroefdraad N25 geheel vast aan de drager van de 2e trede N22.
7. Plaats de elementen C13 en B02 in de elementen F23. Bevestig de elementen F23 d.m.v. de elementen C57
op lijn met de voorkant van de ondersteboven gehouden treden L25 (aan de geboorde kant). Boor gaten met
een diepte van 30 mm met een boortje Ø 4.5 mm (afb. 1) (afb. 7).
8. Monteer de trede L25 aan de drager N20 d.m.v. de schroeven C53. Controleer of de trede waterpas staat dn
draai de elementen C48 definitief aan. Bevestig het element D34 d.m.v. de elementen B12 en C62 om de
ankerplaat te bedekken. Boor daartoe gaten met een boortje Ø 8 mm (afb. 4) (afb. 5).
9. Monteer de tussendrager N21 op de einddrager N20. Borg hem met een zelfborgende grijper voordat u hem
aandraait. Assembleer de trede met de schroeven C53; stut de dragers naargelang de assemblage van de
structuur en de treden vordert, om te voorkomen dat het gewicht door de zolder gedragen wordt. Het is verplicht
om iedere 4 à 5 dragers een stut te plaatsen en het is om veiligheidsredenen streng verboden om de trap te
betreden voordat deze aan de vloer bevestigd is (punt 13) en verstevigd is (punt 14). Stel de eerder berekende
optrede in (zie punt 2); controleer of de trede waterpas staat en of hij goed op de vorige trede aansluit. Draai de
elementen B99 definitief aan vanaf beide kanten van de drager, om te voorkomen dat u de stand (horizontaal en
verticaal) van de trede wijzigt. Monteer de overige tussendragers N21. Voor de hoektreden dient u gaten voor de
bevestiging aan de drager te boren met inachtneming van de gekozen draairichting. Boor gaten met een diepte
van 30mm en een diameter van Ø 8,5 mm (afb. 8).
10. Bevestig het element F23 d.m.v. de elementen C57 aan de binnenkant van de hoektreden L26, L27 en L28
Summary of Contents for Arke Magia
Page 3: ...3 kp ...
Page 45: ...45 kp ...
Page 46: ...46 kp FIG 1 ...
Page 48: ...48 kp FIG 3 FIG 4 FIG 5 FIG 6 FIG 7 ...
Page 49: ...49 kp FIG 8 ...
Page 50: ...50 kp FIG 9 FIG 13 FIG 12 FIG 10 FIG 11 ...
Page 51: ...51 kp FIG 14 ...
Page 55: ...55 kp TAB 2 ...
Page 56: ...56 kp TAB 3 ...
Page 57: ...57 kp TAB 4 ...
Page 58: ...58 kp TAB 5 ...
Page 59: ...59 kp ...
Page 60: ......
Page 62: ......
Page 63: ...63 kp 6 5 4 3 1 2 ...
Page 64: ......
Page 75: ......