11
Gallagher 3E3565 Ba ery Fence Energizer B60
Nederlands
•
Voor elk van twee afzondelijke afrasteringen, elk gevoed door een
afzonderlijk, ona ankelijk pulserend schrikdraadapparaat, moet de afstand
tussen de draden van de twee elektrische afrasteringen minimaal 2,5 m (7.5
vt) bedragen. Indien deze opening moet kunnen worden afgesloten, gebruik
dan elektrisch niet-geleidend materiaal of een geïsoleerde metalen afslui ng.
•
Gebruik in een elektrische afrastering geen prikkel- of scheermesdraad als
geleider.
• Een
niet-geëlectri
fi
ceerde prikkeldraad- of scheermesdraad-afrastering
mag als drager gebruikt worden voor één of meer op afstand geplaatste
elektrische afrasteringsdraden. Het dragende systeem voor deze onder
stroom staande afrasteringsdraden moeten dusdanig geconstrueerd zijn
dat een minimale afstand van 150 mm (6”) uit het ver cale vlak van de
stroomvrije prikkeldraad-of scheermesafrastering wordt bewaard. De
prikkel- en scheermesafrastering moeten op regelma ge afstanden geaard
worden.
•
Houd u betre
ff
ende de aarding aan de aanbevelingen van de producent van
het schrikdraadapparaat.
•
Installeer geen aardingssyteem (massa) voor uw afrastering binnen 10 m
afstand (33 vt) vanaf enig ander aardingssysteem die door nutsvoorzieningen
e.d. wordt gebruikt. (veiligheids-aarde e.d.)
•
Behalve bij ba erij-gevoede laag-vermogen schrikdraadapparaten, moet de
aard-elektrode minimaal op een diepte van 1 m (3 vt) in de grond gestoken
worden.
•
Gebruik aanvoerkabel met hoogspanning-isola e binnen gebouwen voor een
e
ff
ec eve isola e en gebruik deze kabel ook op plaatsen waar blootliggende
gegalvaniseerde draad eventueel aan corrosie onderhevig is. Gebruik
hiervoor geen kabel of snoer voor normale huishoudelijke toepassingen.
•
Ondergrondse aansluitgeleiders moeten in een mantel uit geïsoleerd
materiaal worden geplaatst of er dient kabel met hoogspanningsisola-
e worden gebruikt. Let erop dat er geen schade aan de aansluitdraden
kan ontstaan door het in de grond zakken van hoeven van vee of door
tractorwielen.
•
Aansluitleidingen voor de afrastering mogen niet door dezelfde kabelgoot
worden gevoerd waarin netspanningskabels of communica e-of datakabels
liggen.
•
Aansluitleidingen en draden van een elektrische afrastering mogen niet over
bovengrondse stroom-of communica eleidingen heen lopen.
•
Indien mogelijk moeten afrasteringen niet onder bovengrondse hoogspan-
ningsleidingen aangelegd worden. Indien dit niet kan worden vermeden, dan
dient de afrastering de bovengrondse leiding zo haaks mogelijk te kruisen.
•
Indien aansluitkabels en draden van een elektrische afrastering in de buurt
van bovengrondse lichtnetleidingen worden geïnstalleerd, dan mogen de
onderlinge afstanden niet kleiner zijn dan wat hieronder wordt aangegeven: