21
FC66000611 - 07
È severamente vietata la riproduzione anche parziale di questo manuale / All copying, even partial, of this manual is strictly forbidden
5.1
DRAAIEN VAN DE WARMTEWISSELAAR
De bevestigingen van de warmtewisselaar kunnen als volgt op de andere
kant worden geplaatst:
- demonteer het voorpaneel van de basiseenheid (4 schroeven) bij de
versie FL, of de hoofdopvangbak voor condens bij de versies FU,FF,FP
en FC;
- demonteer de afdekkingsplaat van de warmtewisselingsbatterij (2
schroeven);
- demonteer de warmtewisselingsbatterij (4 schroeven) die aan de
zijkanten van de basiseenheid is bevestigd;
- verwijder de onderste plaat;
- maak de motorkabels van het klemmenbord los
- demonteer het klemmenbord en monteer het weer op de
tegenoverliggende zijde
- neem de motorkabel uit en plaats deze aan de andere kant; verwijder de
rubber kabelgeleider;
- verwijder de condensafvoerbuis en monteer deze aan de andere kant;
verwissel de positie van de druppelbuis en van de stop van de
condensopvangbak;
- draai de warmtewisselingsbatterij 180°;
- monteer de plaat weer aan de onderkant;
- plaats de aansluitingen in de daarvoor bestemde openingen en verwijder
de voorgesneden delen; maak de warmtewisselingsbatterij vervolgens
vast aan de basiseenheid met de daarvoor bestemde schroeven;
- monteer de afdekkingsplaat weer op de warmtewisselaar;
- steek de rubber kabelgeleider in het gat waarin eerst de
condensafvoerbuis was aangebracht, monteer de kabelklem aan de
zijkant, steek de kabels in en sluit ze aan op het klemmenbord;
- monteer het voorpaneel van de basiseenheid weer (4 schroeven) bij de
versie FL, of de hoofdopvangbak voor condens bij de versies FU,FF,FP
en FC;
- vul de niet meer gebruikte gaten met condenswerend materiaal.
5.2
INSTALLATIE VAN VERSIE FC,FF,FP,FU
LET OP: De inbouwmodellen FC,FF mogen niet voor het
publiek toegankelijk zijn.
De luchtopeningen dienen niet direct onder een elektrisch stopcontact
geplaatst te worden.Sluit bij de inbouwversie FC,FF de ventilatorconvector
eventueel aan op de kanalisatie.Plaats tussen de kanalisatie en de
ventilatorconvector trillingsdempend materiaal.
De kanalisatie, en met name de toevoerkanalisatie, moet geïsoleerd zijn.
Teneinde te voorkomen dat dezelfde lucht opnieuw door de
ventilatorconvector wordt gebruikt, dient u tussen het punt waar de lucht
in de ruimte wordt uitgevoerd en het punt waar de lucht wordt ingenomen
ten minste de afstand in acht te nemen die wordt aangegeven in figuur 5
op pagina 29.
De minimumhoogte van de installatie, opgemeten vanaf de vloer, mag niet
minder zijn dan 1,8 meter.
Zorg ervoor dat het apparaat goed toegankelijk is.
5.3
ELEKTRISCHE VERBINDINGEN
Breng de elektrische verbindingen tot stand terwijl er geen
spanning aanwezig is en met inachtneming van de geldende
veiligheidsvoorschriften.
Volg daarbij strikt het schema in figuur 6 en
de bijbehorende legenda.
Controleer of de netspanning overeenkomt met de spanning die wordt
aangegeven op het plaatje van het apparaat.
De gearceerde elektrische verbindingen moeten door de installateur
worden gelegd.
Voor iedere ventilatorconvector in de voedingslijn moet een omnipolaire
netafsluiter aanwezig zijn van overspanningscategorie III.
In de schakelschema’s worden de volgende afkortingen gebruikt:
BEDRADINGSSCHEMA MOTOREN MET 6 SNELHEDEN
De stippellijnen stellen aansluitingen voor die door de installateur
moeten worden verricht.
Verricht de elektrische aansluitingen volgens de toepasselijke
veiligheidsvoorschriften na de spanning te hebben gedeactiveerd.
Controleer of de netspanning overeenstemt met de waarde die is
vermeld op het plaatje van het apparaat.
Elke ventilatorluchtkoeler vereist een apart stopcontact met een
geschikte beschermingszekering.
BK
Zwart, snelheid 6
BU
Blauw, snelheid 5
GY
Grijs, snelheid 4
BN
Bruin, snelheid 3
V T
Paars, snelheid 2
RD
Rood, snelheid 1
CN
Fast-on connector
F
Beschermingszekering (niet geleverd)
IL
Lijnschakelaar (niet geleverd)
M
Motor ventilator
WH
Wit = Algemeen
6
CONTROLEREN VAN DE WERKING
Controleer of het apparaat volledig waterpas staat en of de condensafvoer
niet wordt geblokkeerd (gevallen stukjes mortelkalk enz.).
Controleer de afdichting van de hydraulische verbindingen (bij de
warmtewisselaar en de condensafvoer).
Controleer of de elektrische kabels goed zijn aangesloten.
Controleer of alle lucht uit de warmtewisselaar is verwijderd.
Monteer de behuizing (indien aanwezig).
Zet de stroomtoevoer naar de ventilatorconvector open en controleer de
werking.
7
GEBRUIK
Zie voor het gebruik van de ventilatorconvector de aanwijzingen van het
bedieningspaneel, dat als accessoire verkrijgbaar is.
De uitblaasroosters op de behuizing (FL,FP en FU) kunnen 180° worden
gedraaid, zodat de luchtstroom rechtstreeks in het vertrek of naar de
wand waarop die is geïnstalleerd wordt uitgeblazen.
De uitblaasroosters en de zijdeurtjes zijn op de behuizing vastgeklemd.
Alvorens u ze demonteert om ze op een andere wijze te richten, dient u
de stroomtoevoer naar de ventilatorconvector uit te schakelen en
veiligheidshandschoenen aan te trekken.
8
ONDERHOUD
LET OP: Onderhoudswerkzaamheden mogen uitsluitend
door een door de constructeur erkend centrum voor assistentie
of door gekwalificeerd personeel worden uitgevoerd.
Om veiligheidsredenen dient u alvorens u met onderhouds- of
reinigingswerkzaamheden begint het apparaat uit te schakelen
door de snelheidsschakelaar op “uit” en de lijnschakelaar op “0”
(OFF) te zetten.
Let goed op bij het verrichten van onderhoud: sommige metalen
onderdelen kunnen verwondingen veroorzaken; draag daarom
veiligheidshandschoenen.
De estro ventilatorconvectoren hebben geen speciaal onderhoud nodig.
U kunt volstaan met regelmatig het luchtfilter te reinigen.
Pas na 100 bedrijfsuren zal de frictie waarmee de motor in het begin te
maken krijgt zijn verdwenen.
Start het apparaat de eerste keer op de hoogste bedrijfssnelheid.
Neem voor een goede werking van de estro ventilatorconvectoren de
volgende punten in acht:
- zorg ervoor dat het luchtfilter altijd schoon is;
- giet geen vloeistoffen in het apparaat;
- steek geen metalen onderdelen in het uitblaasrooster;
- zorg ervoor dat de luchtuitvoer en -invoer niet belemmerd worden.
Controleer wanneer u de ventilatorconvector wilt inschakelen en deze
lange tijd niet hebt gebruikt of er geen lucht in de warmtewisselaar
aanwezig is.
Alvorens u de koelfunctie gaat gebruiken, dient u het volgende te
controleren:
- of de condensafvoer op de juiste wijze plaatsvindt;
- of de ribben van de warmtewisselaar niet worden geblokkeerd door vuil.
Reinig deze eventueel met perslucht of damp met een lage druk, zonder
de ribben te beschadigen.
BK
Zwart = Hoogste snelheid
BU
Blauw = Gemiddelde snelheid
CN
Connector met zelfborgende moer
F
Zekering, niet bijgeleverd
GNYE
Geel/groen = aarding
IL
Lijnschakelaar, niet bijgeleverd
M
Motor
RD
Rood = Laagste snelheid
W H
Wit = algemeen
1
Bij bediening (accessoire)
NL