NL
21
van situaties die kunnen leiden tot ernstige of dodelijke verwondingen
uit te sluiten, dienen personen met een medisch implantaat hun arts en
de fabrikant van het implantaat te raadplegen alvorens dit product te
gebruiken.
Gebruik het product met de accu alleen tussen – 10 °C tot 40 °C.
Gebruik het product niet onder vochtige omstandigheden.
Bescherm de accucontacten tegen vocht.
Persoonlijke veiligheid
GEVAAR! Verstikkingsgevaar!
Kleinere onderdelen kunnen gemakkelijk worden ingeslikt. De polyzak
vormt een verstikkingsgevaar voor kleine kinderen. Houd kleine kinderen
tijdens de montage uit de buurt.
Gebruik de starthendels niet afwisselend.
Demonteer het product niet verder dan de staat waarin het werd geleverd.
Draag handschoenen, antislipschoenen en een veiligheidsbril.
Start de grasmaaier alleen met rechtopstaande hendel.
Voorkom overbelasting van de grasmaaier.
Werk niet met het product wanneer u moe of ziek bent of wanneer u onder
invloed bent van alcohol, drugs of medicijnen.
2. MONTAGE
GEVAAR! Lichamelijk letsel!
Risico op snijwonden wanneer het product onopzettelijk
start.
v
Wacht tot het snijblad tot stilstand is gekomen, verwijder
de veiligheidssleutel en trek handschoenen aan voordat
u het product monteert.
Onderste hendel monteren [ afb. A1 ]:
1. Schuif de uiteinden van de onderste hendel
(1)
in de hendelopeningen
(24)
.
Controleer of de hendels
(1)
volledig zijn ingestoken en of de gaten
in de hendels in één lijn liggen met de gaten in de hendel openingen.
2. Plaats de sluitring
(2)
op de vleugelschroef
(3)
.
3. Steek de vleugelschroef
(3)
in het schroefgat van de maaier.
4. Draai de vleugelschroef
(3)
vast.
Bovenste hendel monteren [ afb. A2 ]:
1. Steek de bovenste hendel
(4)
op de onderste hendel
(1)
.
Controleer of de hendels volledig zijn ingestoken en of de gaten
in de hendels in één lijn liggen.
2. Druk de schroeven
(5)
door de gaten.
3. Plaats de sluitringen
(2)
en de vleugelmoeren
(6)
op de schroeven
(5)
.
4. Draai de vleugelmoeren
(6)
vast.
Kabel aan de hendel bevestigen [ afb. A3 ]:
v
Bevestig de kabel
(7)
met de klemmen
(8)
aan de hendel.
Controleer of de kabel niet tussen de bovenste en onderste hendel
zit vastgeklemd.
Grasopvangbak monteren [ afb. A4 / A5 ]:
1. Klap het deksel
(10)
op de grasopvangbak.
Zorg ervoor dat het deksel goed op de grasopvangbak past.
2. Druk het deksel
(10)
op de grasopvangbak totdat de verbindingspunten
hoorbaar vastklikken.
Zorg ervoor dat alle verbindingspunten zijn vastgeklikt.
3. Druk de handgreep
(11)
op de grasopvangbak, totdat de verbindings-
punten hoorbaar vastklikken.
4. Druk de vulopening
(9)
van bovenaf in de grasopvangbak en trek de
vulopening
(9)
naar voren totdat deze hoorbaar vastklikt.
3. BEDIENING
GEVAAR! Lichamelijk letsel!
Risico op snijwonden wanneer het product onopzettelijk
start.
v
Wacht totdat het blad tot stilstand is gekomen, verwijder
de veiligheidssleutel en trek handschoenen aan voordat
u het product instelt of transporteert.
Accu opladen [ afb. O1 / O2 / O3 ]:
LET OP!
v
Neem de netspanning in acht! De spanning van de stroombron
moet overeenkomen met de gegevens op het typeplaatje van de
acculader.
Bij de leveringsomvang van de GARDENA accu-grasmaaier
art. 14621-55 is geen accu en geen acculader inbegrepen.
Dankzij het intelligente oplaadprocedé wordt de laadtoestand van de
accu automatisch herkend en wordt de accu, afhankelijk van de accutem-
peratuur en -spanning, met de telkens optimale oplaadstroom opgeladen.
Daardoor wordt de accu ontzien en blijft bij bewaren in de acculader altijd
volledig opgeladen.
1. Open het deksel
(18)
.
2. Druk de ontgrendelingstoetsen
(A)
in en verwijder de accu’s
(B)
uit de
accuhouder
(D)
.
3. Sluit het oplaadapparaat
(C)
aan op een stopcontact.
4. Schuif de accu
(B)
in de oplaadschacht van de acculader
(C)
.
Wanneer de accu-oplaadaanduiding
(Lc)
groen knippert, wordt de
accu opgeladen.
Wanneer de accu-oplaadaanduiding
(Lc)
op de acculader permanent
groen brandt, is de accu volledig opgeladen (oplaadduur, zie 7.
TECHNISCHE GEGEVENS).
5. Controleer de oplaadtoestand tijdens het opladen regelmatig.
6. Wanneer de accu
(B)
volledig is opgeladen, neemt u de accu
(B)
uit de
acculader
(C)
en laadt u de tweede accu op.
Betekenis van de aanduidingselementen:
Aanduidingen op de acculader:
Knipperlicht (snel)
groene accu-oplaad-
aanduiding
(Lc)
Het snelladen wordt weergegeven door
snel knipperen
van de
groene
accu-oplaadaanduiding
(Lc)
.
Aanwijzing:
Het snelladen is alleen mogelijk, wanneer de temperatuur
van de accu zich binnen het toegestane oplaadtemperatuurbereik
bevindt,zie 7. TECHNISCHE GEGEVENS.
Knipperlicht (langzaam)
groene accu-
oplaadaanduiding
(Lc)
Bij een laadstand van de accu van ca. 80 %
knippert
de
groene
accu-oplaadaanduiding
(Lc)
langzaam.
De accu kan worden verwijderd om direct te worden gebruikt.
Continulicht groene
accu-oplaad-
aanduiding
(Lc)
Full
Het
continulicht
van de
groen
accu-oplaadaanduiding
(Lc)
geeft aan
dat de accu volledig is opgeladen.
Zonder dat de accu ingestoken is, signaleert het
continulicht
van
de accu-oplaadaanduiding
(Lc)
, dat de netstekker in het stopcontact is
gestoken en de acculader klaar is voor gebruik.
Continulicht rode accu-
foutaanduiding
(Wc)
Het
continulicht
van de
rode
accu-foutaanduiding
(Wc)
geeft aan dat de
temperatuur van de accu zich buiten het toegestane oplaadtempera-
tuurbereik bevindt, zie 7. TECHNISCHE GEGEVENS.
Zodra het toegestane temperatuurbereik is bereikt, schakelt de accula-
der automatisch over naar snelladen.
Knipperlicht rode accu-
foutaanduiding
(Wc)
Het
knipperlicht
van de
rode
accu-foutaanduiding
(Wc)
signaleert een
andere storing van het oplaadproces, zie 6. STORINGEN VERHELPEN.
Laadtoestandsaanduiding van de accu
(P)
op het product
[ afb. O4 / O7 ]:
Nadat het product is gestart, wordt de laadtoestandsaanduiding
van de accu
(P)
gedurende 5 seconden weergegeven.
Laadtoestand van de accu
Laadtoestandsaanduiding van
de accu
67 – 100 % opgeladen
(L1)
,
(L2)
en
(L3)
branden groen
34 – 66 % opgeladen
(L1)
en
(L2)
branden groen
11 – 33 % opgeladen
(L1)
brandt groen
0 – 10 % opgeladen
(L1)
knippert groen
Wanneer de LED
(L1)
groen knippert, moet de accu worden
opgeladen.
Wanneer de fouten-LED
(Wp)
brandt of knippert, zie 6. STORINGEN
VERHELPEN.
Maaihoogte instellen [ afb. O5 ]:
De maaihoogte kan van 20 – 60 mm in 12 standen worden ingesteld.
1. Druk het afstelwiel
(20)
in en draai het met de wijzers van de klok mee,
om de maaihoogte te verkleinen.
14621-20.960.01.indd 21
03.11.20 18:21