65
Pagina 12
Bovenste afbeelding:
De tekening toont de schematische opstelling van de reeds af fabriek voorgemonteerde rotorkop. Controleer de opstelling
en test de schroeven op hun vaste zitting. Gebruik bij elke schroefverbinding borglak.
Onderste afbeelding:
Schuif de staartroerhouder in overeenstemming met de afbeelding op de staarthouder en monteer het horizontaal staartvlak.
Schuif de staartrotoraandrijfas in het staartroer in plaats het voorste kegelwiel op de aandrijfas.
Pagina 13
Bovenste afbeelding:
De tekening toont de schematische opstelling van de reeds af fabriek voorgemonteerde staartrotor-kegelwieldrijfwerk.
Controleer de opstelling en test de schroeven op hun vaste zitting. Gebruik bij elke schroefverbinding borglak.
Schuif het staartrotor-kegelwieldrijfwerk op het staartroer en stel het af. Om te stoppen moet de schroef M3x6 in de
voorziene boring in het staartroer grijpen. Vervolgens kan de houderschroef M3x12 vast worden aangespannen.
Onderste afbeelding:
De afbeelding toont de montage van de verticaal staartvlak. Gebruik bij elke schroefverbinding borglak.
Pagina 14
Bovenste afbeelding:
De tekening toont de schematische opbouw van de reeds af fabriek voorgemonteerde staartrotor met bladhouders, kogellagers
en bladlageras. Controleer de opstelling en test de schroeven op hun vaste zitting.
Onderste afbeelding:
De onderste afbeelding toont de montage van de staartrotor. De voorgemonteerde staartrotor wordt samen met de schuifhuls
overeenkomstig de schets op de geöliede staartrotoras geschoven en met twee stifttappen M3x3 bevestigd. Let daarbij op
dat beide stifttappen telkens in de buitenste verdiepingen van de staartrotoras grijpen.
Controleer de werking van de staartrotoraansturing nadat de staartrotoreenheid is voltooid. Alle onderdelen moeten vlot
werken, maar er mag geen speling in de houder zijn. Gebruik bij elke schroefverbinding borglak.
Pagina 15
Bovenste afbeelding:
Monteer de staartrotorbladen in overeenstemming met de afbeelding. De schroeven mogen slechts zodanig worden
aangespannen dat de rotorbladen door de middelpuntvliedende kracht nog kunnen worden afgesteld.
Onderste afbeelding:
Schuif het staartroer voorzichtig van achter op de mechaniek. Let daarbij op dat beide tandwielen voor de staartrotoraandrijving
goed in elkaar grijpen. De tandwielen mogen niet te strak zitten, maar moeten een afstand van 0,1 mm (zie kleine tekening)
vertonen.
Wanneer het staartroer optimaal past en het verticaal staatvlak verticaal is afgesteld, trekt u beide chassisschroeven M3x18
(zie pagina ook 7) aan en verbind u de staartrotor-aansturingsstang met de staartrotorservo.