20
NL
Het stellen van de stelnokken
De twee stelnokken (8) maken het mogelijk om overmatige beweging tussen de rails (34) en de zaag op te
lossen en zo nauwkeurigheid te verzekeren
1. Draai de stelnokken linksom in de laagste spanning stand (Afbeelding D)
2. Plaats de zaag op de geleiderails
3. Verstel de nokken rechtsom voor het verhogen van de spanning (Afbeelding E) om de overmatige
beweging op te lossen en draai de nokken vast om de hendels in positie te vergrendelen
Let op: Wanneer de nokken losraken, draait u de stelnok bout (9) met een inbussleutel (niet inbegrepen) vast
Het stellen van de zaagdiepte
• De zaagdiepte is met gebruik van de diepteschaal (22) en de diepte indicator (23) te verstellen. De diepte
indicator is voorzien van twee lijnen, A (zonder rails) en B (met rails)
• Voor de beste resultaten hoort minder dan een volledige tandlengte onder het werkstuk uit te komen
1. Draai de inval vergrendelknop (18) los en beweeg deze langs de dieptegeleider tot de pijl met de
benodigde diepte uitlijnt
2. Draai de vergrendelknop goed vast
3. De zaag kan nu vrij tot deze diepte invallen wanneer gesteld op de vrije inval diepte functie
Let op
: Wanneer nauwkeurigheid van cruciaal belang is, controleert u de diepte met een winkelhaak en maakt
u een oefensnede op een stuk afvalmateriaal
Het voorbereiden van de rails
• Voor het eerste gebruik trimt u de rubberen krasstrip langs de zijkant van de rails (34) (Afbeelding F),
zodat de cirkelzaag zonder tussenruimte tegen de rails zijde zaagt
1. Zorg ervoor dat de stelnokken (9) verstelt zijn. Zo elimineert u zijwaartse beweging voor een nettere
snede
2. Bevestig de geleiderails op een stuk afvalmateriaal
3. Stel de zaag in op de krasfunctie
4. Maak een krassnede langs de volledige lengte van de rails zodat de strip op de exacte maat voor de zaag
getrimd wordt
5. Gooi het afval rubber weg
Het onderhouden van de geleiderails
• Breng voor het eerste gebruik en wanneer nodig, een kleine hoeveelheid smeer op de rails aan zodat de
zaag soepel over de rails schuift
• Laat vuil en zaagsel niet ophopen
Gebruik
Maak een aantal oefensneden op afvalmateriaal voordat u het werkstuk zaagt. De juiste machine instellingen
zijn cruciaal voor het verkrijgen van hoogwaardige resultaten. Tevens raakt uw werkstuk sneller beschadigd
bij het gebruik van onjuiste machine instellingen
BELANGRIJK
• Houd de zaag stevig met beide handen vast
• Wacht tot het zaagblad volledig stilstaat voordat u de machine neerlegt
• Ontkoppel de machine van de stroombron wanneer deze voor langere tijd onbeheerd achtergelaten wordt
• Controleer of het werkstuk en de geleiderails juist zijn ondersteund en vergrendeld zodat deze tijdens het
zagen niet bewegen
• Duw de zaag voorwaarts. Trek de zaag NOOIT naar u toe
• Draag de benodigde veiligheidsuitrusting. Zie: ‘Veiligheid’
• Wanneer de rails niet gebruikt wordt, maakt u gebruik van klemmen op de kleminkepingen (14) van de
zaagvoet. Aanbevolen bij het starten van zaagsneden/zaagsneden in het midden van het werkstuk
• Klem een extra geleider voor het voorkomen van cirkelzaagbeweging (Afbeelding I)
• De rails kan vastgeklemd worden voor korte zaagsneden (Afbeelding J)
• De rubberen antislip strips op de rails glijden mogelijk op extreem gladden, gepolijste oppervlakken. De
rails dient in dit geval vastgeklemd te worden
Werkstuk ondersteuning
• Lange panelen en grote delen horen aan beide zijden van de zaagsnede goed ondersteund te worden om
splijten en terugslag te voorkomen
• Plaats het werkstuk met de goede zijde naar onderen zodat enig splijten aan de ‘minst goede zijde’ plaats
vindt
Het verstellen van de zaaghoek
• De zaag hoek kan tussen de 0° - 45° versteld worden
1. Draai de hoofd hoek vergrendelknop (17) en achterste hoek vergrendelknop (7) los
2. Kantel de zaag totdat de hoekindicator (15) uitlijnt met gewenste hoek op de hoekschaal (16)
3. Draai beide knoppen goed vast
4. De zaag is nu in deze positie vergrendeld en klaar voor gebruik
Let op
: De lijnindicator (21) geeft een approximale indicatie voor de zaaglijn voor 0° en 45°
Let op
: Wanneer nauwkeurigheid van cruciaal belang is, controleert u de hoek met een winkelhaak en maakt
u een oefensnede op een stuk afvalmateriaal
BELANGRIJK
: Bij het maken van schuine sneden is het essentieel de zaag op de geleiderails te bevestigen.
Zie: ‘Het maken van schuine sneden’ voor verdere details
Het stellen van de rotatiesnelheid
• De snelheid kan versteld worden met behulp van de snelheidsregelaar (7). Zo optimaliseert u de snelheid
voor het te zagen materiaal
• In de lijst hieronder vind u een richtlijn met de snelheidsselectie voor verschillende materialen:
Materiaaltype
Snelheidsinstelling
Hout (hard of zacht)
4-7
Spaanplaat
5-7
Laminaat, meubelplaat, opgelegd en gecoat hout
2-5
Hardboard
1-4
Zagen
1. Houd de zaag stevig met beide handen op het hoofdhandvat (4) en voorhandvat (2) vast en knijp de
trekker schakelaar (3) in
2. Laat het zaagblad op volle snelheid komen, druk de inval vergrendelknop (2) in en laat het blad tot de
gestelde diepte in het werkstuk zagen
3. Duw de zaag voorwaarts door de geleiderails en maak de zaagsnede in het werkstuk
4. Voed de zaag met een constante snelheid – een te snelle voeding geeft een overmatig druk op de motor
en een te langzame voeding kan het werkstuk verbranden. Voorkom plotselinge bewegingen van de zaag
5. Wanneer de zaagsnede voltooid is laat u het invalmechanisme terug naar de originele positie glijden, laat
u de trekker schakelaar los en wacht u tot de zaag tot stilstand komt voordat deze uit het werkstuk wordt
haalt
336282_Z1MANPRO1.indd 20
09/09/2016 09:54