NL
15
5
Gebruik van uw koelkast
De werkingstemperatuur instellen
MAX.
1
2
3
4
MAX.
1
2
3
4
Warm
Cold
De werkingstemperatuur wordt geregeld
door de temperatuurknop.
1 = Laagste koelinstelling (Warmste
instelling)
4 = Hoogste koelinstelling (Koudste
instelling)
(Of)
Min. = Laagste koelstand
(Warmste instelling)
Max. = Hoogste koelstand
(Koudste instelling)
Kies een stand overeenkomstig de
gewenste temperatuur.
De binnentemperatuur hangt ook af van
de omgevingstemperatuur, hoe vaak de
deur geopend wordt en de hoeveelheid
voedsel die in de koelkast bewaard wordt.
De deur vaak openen doet de temperatuur
in de koelkast stijgen.
Daarom wordt aanbevolen om de deur zo
snel mogelijk te sluiten na elk gebruik.
De normale bewaartemperatuur van uw
apparaat moet -18 °C (0 °F) bedragen. U
kunt lagere temperaturen krijgen door de
thermostaatknop in richting MAX te draaien.
We raden aan om de temperatuur met
een thermometer te controleren om
ervoor te zorgen dat de opslagvakken de
gewenste temperatuur behouden. Lees
de thermometer onmiddellijk af want de
thermometertemperatuur zal zeer snel
stijgen nadat u deze uit de vriezer genomen
hebt. Controlelampjes
Er zijn drie gekleurde controlelampjes
binnen in het apparaat die de werkingsmodus
van de vriezer aangeven (Afb. 2).
Amber lampje (1)
Brandt als de snelvriesknop (4) is
ingedrukt en blijft maximaal 34 uur branden
of tot de snelvrieswerking handmatig wordt
uitgeschakeld. De functie snelvriezen
is bedoeld voor het invriezen van vers
voedsel (zie het deel Invriezen van verse
levensmiddelen).