Montage- en Bedieningshandleiding
G905.5 - 02/2011
NL-9
–
De opvangvoorziening moet zo aangebracht worden dat de
bedienende persoon op elk moment de NOODSTOP-knop
kan activeren en de werking in het zichtvenster kan
controleren. Inbouwvoorbeelden: bij een
personenopnamemiddel bijv. op het werkplatform, bij een
materiaalopnamemiddel bijv. bij de bedieningspositie.
Zie Afb. 12.
De opvangvoorziening moet zo worden gemonteerd dat de
richting (A) waarin de kabel op het moment van de storing door
de opvangvoorziening loopt, tegengesteld is aan de remrichting
(B).
Bij opvangvoorzieningen met eindschakelaar:
y
aansluitmogelijkheid in de besturingskast van de lier
Controleren van de opvangvoorziening en de
accessoires
Opvangvoorziening
–
Behuizing op schade controleren.
NOODSTOP-toets testen:
–
Opvangvoorziening met de NOODSTOP-toets activeren.
Bij het sluiten moet een duidelijk klikken hoorbaar zijn.
Kabel
–
Controleer of de diameter en het type van de kabel bij het
product en het toepassingsgeval passen, zie Tabel 1 op
pagina II, Tabel 3 op pagina 16 en 'Typeplaatjes en
aanwijzingsborden/ Grenzen aan het gebruik' op pagina 6.
–
Controleer of de lengte van de kabel voldoende is:
De last moet veilig tot de begin- en eindpositie
verplaatsbaar zijn.
Voor de spaninrichting zijn minimaal 3 m kabeleinde nodig.
–
Controleer of de kabelkous (1) en de persmanchet (2)
onbeschadigd zijn (zie Afb. 5).
–
Kabels met haak:
controlleer of de haak en de borgklep (3) intact zijn, zie
Afb. 5.
–
Kabel over de gehele lengte op herkenbare beschadigingen
controleren, zie Afb. 7.
–
Kabelpunt volgens Afb. 9 controleren (zie ook '16.3 Service
en onderhoud, Kabel' op pagina 16).
Bevestigingsmiddelen
–
Controleer of de bouten/schroeven/aanslagmiddelen aan de
specificaties in '4.7 Bevestiging' op pagina 7 voldoen.
–
Controleer bevestigingspunten, lastbouten en
schroefbevestigingen op beschadigingen.
10.3
Montage
Voorwaarden
y
De montage mag alleen door geschoold personeel
plaatsvinden.
y
De werkplek moet voldoende verlicht zijn.
y
De afstand tussen veiligheidskabel en draagkabel moet zo
gering mogelijk zijn.
y
Positie van de bevestigingscomponent:
De afstand tussen bevestigingscomponent en
opvanginrichting moet zodanig worden gekozen dat de
kabel loodrecht in de inloopopening van de opvanginrichting
binnenloopt.
Opvangvoorziening inbouwen
GEVAAR!
Risico op ernstig letsel door onvakkundige bevestiging!
Verzinkte hoogvaste bouten en schroeven kunnen broos
worden en breken. Risico op een val en letsel door vallende
voorwerpen!
–
Voor de bevestiging mogen geen hoogvaste verzinkte
bouten/schroeven (10.9 of 12.9) worden gebruikt.
–
Gebruik bouten/schroeven met de aangegeven sterkte.
Risico op ernstig letsel door onvakkundige bevestiging!
Risico op een val en letsel door vallende voorwerpen!
–
blocstop™ BSO 2050 en 2360 moeten in beide boringen
op de bevestigingscomponent worden bevestigd.
–
De bevestigingscomponent moet met twee strips o.i.d.
zijn uitgerust.
Neem afhankelijk van de toepassingssituatie bij de inbouw de
krachtrichting van de opvangvoorziening in acht (zie ook Afb. 12
en '4.1 Functiebeschrijving' op pagina 6).
–
Opvangvoorziening aan de bevestigingscomponent
bevestigen.
BSO 500 - BSO 1040: 1 bout resp. 1 schroef
Serie BSO 2050, serie BSO 2360: 2 bouten resp. 2
schroeven
–
Bouten met een borgpen of vergelijkbare beveiliging borgen.
–
Schroeven met zelfborgende moeren tegen verlies
beveiligen.