Overige gevaren en beschermingsmaatregelen
1. Elektrische
gevaren
Indirect elektrisch contact:
Gelijktijdig contact met de aardingsklem en de
elektrodekabel kan tot stroomschokken
leiden.
Aanraking vermijden.
2. Thermische
gevaren
Verbrandingen, vorstbulten (blaren):
Het aanraken van het gelaste werkstuk kan tot
zware verbrandingen leiden.
Werkstuk niet of slechts met lashandschoenen
aanraken.
Tijdens het lassen ontstaan lasspetters die voor
de lasser, als ook voor de kleding, schadelijk zijn.
Beschermende kleding voor lassen dragen.
3.
Bedreigingen door straling:
Infrarood, zichtbaar en ultraviolet licht:
Direct kijken in de vlamboog kan tot zwaar
oogletsel leiden.
Slechts met veiligheidslaskap werken.
4.
Bedreigingen door werkstoffen en andere stoffen
Contact, inademing:
Langer inademen van lasgassen kan schadelijk
voor de gezondheid zijn.
Werk met een afzuiging. Arbeiten Sie in einer gut
belüfteten Umgebung. Vermijd het directe
inademen van de gassen.
Vuur of explosie:
Lichtontvlambare materialen kunnen in de directe
omgeving van het lasapparaat vlam vatten.
Niet in de buurt van licht ontvlambare materialen
lassen.
Olie, brandstof of gastank kunnen bij lassen
exploderen.
Tanks van elke soort moeten geheel geleegd,
gereinigd en goed ontlucht zijn.
Tanks mogen slechts door opgeleide vaklieden
gelast worden.
5.
Verwaarlozing van ergonomische beginselen:
Verwaarloosd gebruik van de persoonlijke
beschermende kleding en uitrusting:
Lassen zonder de voorgeschreven
veiligheidsuitrustingen leidt tot
gezondheidschade.
Geschikte veiligheidsuitrusting voor
laswerkzaamheden gebruiken.
Montage en de éérste ingebruikneming - afb. 2
Handgreep (afb. 2):
Bevestig de draaggreep doordat twee schroeven door de greep
worden gehaald en middels een schroevendraaier voldoende
vastgedraaid.
Veiligheidsinstructies voor de eerste ingebruikneming -
afb. 3
Controleer of de stroomaansluiting voldoende gezekerd
is (16 A).
Gebruik de voorgeschreven kleding - zie afb. 3.
1. Lashelm
2. Lasschort
3. Lashandschoenen
Zorg er voor dat geen personen zich in de
werkomgeving, resp. het gevarengebied, bevinden.
Let er op dat er geen brandbare materialen in de
werkomgeving zijn.
Bediening
Met het apparaat kan vanaf een binnentemperatuur van
20
˚
C gewerkt worden, zonder dat de
oververhittingbeveiliging zich inschakelt, voor een n
0
aantal van vergelijkingselektroden; en verder voor een n
h
aantal van vergelijkingelektroden, vanuit warme
toestand, zonder dat de oververhittingbeveiliging zich
inschakelt.
De aardtang moet met het te lassen stuk zodanig
verbonden zijn dat een goed contact ontstaat. De
aanraakvlakken moeten goed gereinigd zijn, zodanig dat
geen smeervet, roest of andere vervuilingen aanwezig
zijn die het lasvermogen kunnen verminderen.
Het apparaat is met een hoofdschakelaar, een geel
signaallampje, een oververhittingbeveiliging en met een
driehoekig handwiel dat de lasstroom reguleert,
uitgerust. De regulering moet, rekening houdend met de
waarden van de lasstroom in verhouding tot de
elektrodediameter, uitgevoerd worden.
Let op: Het lampje licht alleen op bij
overbelasting/oververhitting
Het lasapparaat is met een oververhittingbeveiliging uitgerust
die de stroomvoorziening voor het lassen automatisch
onderbreekt. Zodra de binnentemperatuur tot een juiste
bedrijfswaarde is gezakt, loopt het lasapparaat automatisch
weer aan.
Aanwijzingen stap voor stap
De laszone moet roest- en lakvrij zijn. De elektrode wordt
afhankelijk van de materiaalsoort gekozen. Wij adviseren in
het begin de elektrode en de stroomsterkte d.m.v. een
afvalstuk uit te proberen. Zet de elektroden op een afstand
van ca. 2 cm van het laspunt aan. Gebruik principieel een
veiligheidslaskap, lashandschoenen en de juiste
beschermende kleding. Raak het proefstuk met de elektrode
licht strelend aan.
Fout
(te lange boog)
Juist
(ca. 1 tot 1,5 maal de
diameter van de elektrode)
De juiste lengte van de vlamboog is doorslaggevend omdat
de stroomsterkte en de spanning veranderen. Een niet juiste
stroomsterkte verslechtert zowel de lasnaad als ook de
weerstand zelf. De hoek van de elektrode, met betrekking tot
het werkstuk, zal tussen 70 en 80 graden in voorwaartse
richting bedragen. Een overmatige hoek veroorzaakt het
afglijden van de slak onder het materiaal. Als de hoek te klein
is, spettert de vlamboog. In beide gevallen is de lasnaad
poreus en verzwakt.
Fout
Fout
Juist
De slak mag niet verwijderd worden voordat de lasnaad is
afgekoeld. Het lassen van een onderbroken lasnaad wordt na
de slakverwijdering weer voortgezet.
Fout
Juist
Summary of Contents for GE 145 W
Page 2: ...2 3 1 6 7 8 ...