14
Automatik-Lader
Elke verandering aan de schakeling resp. toepassing van andere onderdelen
dan opgegeven, vernietigen deze toelating!
Aanwijzingen voor het gebruik
In tegenstelling tot eenvoudige opladers is de laadstroom van de automa-
tische oplader geen vaste waarde en hangt deze af van meerdere factoren.
Dat zijn b.v. de laadtoestand van de accu, de leeftijd van de accu, het
accutype resp.
de capaciteit ervan. Verder speelt een rol hoe ver de accu daarvoor ontladen
was.
Als er aan de accu een hoge stroom onttrokken is, dan wordt er bij het
opladen eerst een hoge beginstroom ingesteld (max. 0,3 A), die na korte tijd
kleiner wordt. Dit betekent, dat bij een toenemende spanning op de accu de
laad-stroom afneemt.
Bij het einde van de lading (accu vol) gaat meestal de groene LED “laden”
uit. Bij oudere accu’s kan eventueel nog een minimale reststroom (lekstroom
van de accu) vloeien. Of de laadaanduiding in dit geval uitgaat is afhankelijk
van de grootte van de lekstroom.
Bij nieuwere accu’s gaat de LED uit als deze volgeladen is. Er kunnen accu’s
met verschillende capaciteit geladen worden, bij grotere accu’s wordt de
laadtijd langer, bij kleinere is deze korter.
Bij het laden is het niet belangrijk of de accu slechts gedeeltelijk of volledig
ontladen is.
De accu kan ook permanent op de lader aangesloten blijven, de omgevings-
temperatuur mag daarbij echter niet lager of hoger zijn dan ca. 0-40 °C!
Als de accu per ongeluk verkeerd om aangesloten wordt op de oplader, dan
wordt dit door een rode LED “verkeerd gepoold” gesignaleerd.
Bediening van het apparaat
1. Kiezen van de laadspanning Stel op de achterzijde van het apparaat de