52
Waarschuwing – batterijen
•
Verwijder batterijen uit producten welke gedurende langere tijd
niet worden gebruikt. (behoudens indien deze voor een noodgeval
stand-by moeten blijven)
•
De batterijen niet kortsluiten.
•
De batterij niet opladen.
•
De batterijen niet in vuur werpen.
•
Batterijen buiten het bereik van kinderen opbergen.
•
Batterijen nooit openen, beschadigen, inslikken of in het milieu
terecht laten komen. Zij kunnen giftige en zware metalen bevatten
die schadelijk zijn voor het milieu.
•
Lege batterijen direct uit het product verwijderen en afvoeren.
•
Vermijd opslag, opladen en gebruik bij extreme temperaturen en
extreem lage luchtdruk (bijv. op grote hoogte).
4. Ingebruikname
•
Open het batterijvak (4) en plaats twee AA-batterijen met de polen (+)
en (-) in de juiste richting.
•
Bovendien vindt u in het batterijvak de kanaalschakelaar (3) waarmee
u tussen de kanalen „CH1, CH2 en CH3“ kunt omschakelen. Schuif de
kanaalschakelaar op het gewenste kanaal.
•
Sluit vervolgens weer het deksel van het batterijvak
Batterijen vervangen
•
Open het batterijvak (4), verwijder de verbruikte batterijen, voer deze
volgens de lokale milieuvoorschriften af en plaats twee nieuwe AA-
batterijen. Let daarbij op de juiste polariteit (+) en (-). Sluit vervolgens
het deksel van het batterijvak.
Aanwijzing
Let erop dat bij de inbedrijfstelling de batterijen altijd eerst in het
meetstation en dan pas in het basisstation worden geplaatst.