FR
NL
73
2.4.2. Branchement des dispositifs connectés en
série
2.5. Tuyaux de vapeur
La vapeur du générateur de vapeur est amenée au
hammam par des tuyaux de cuivre. Le diamètre
interne minimum pour un tuyau de vapeur est de
15 mm. Vous pouvez relier le générateur de vapeur
au tuyau de cuivre avec un tuyau en silicone trans-
parent d'un diamètre interne de 18 mm.
Les tuyaux transparents permettent de locali-
ser les problèmes potentiels.
Les tuyaux doivent être soigneusement isolés. La
longueur maximum d’un tuyau de vapeur isolé est de
10 mètres. Il est recommandé de placer le généra-
teur de vapeur aussi près que possible du hammam
afin de limiter la longueur des tuyaux de vapeur.
Si plus d’une buse de vapeur est utilisée, chaque
tuyau de vapeur allant aux buses doit être équi-
pé d'une soupape de contrôle du débit afin que la
vapeur soit distribuée de façon homogène dans le
hammam. Figure 11A. Ajustement des soupapes :
•
Ouvrez complètement toutes les soupapes.
•
Si de la vapeur sort plus de l’une des soupapes,
baissez le débit.
•
Ne baissez pas le débit sur toutes les soupapes
à la fois.
La vapeur doit pouvoir s’échapper sans en-
trave des buses. Si les buses et/ou tuyaux de
vapeur sont bouchés, la vapeur sortira par la sou-
pape de surpression (figure 8).
L'extrémité terminale du tuyau de vapeur doit être
inclinée en direction du hammam. Il ne doit pas y
avoir d’inclinaisons excessives, de poches d’eau ou
de coupures dans le tuyau. Figure 11B.
2.4.2. In serie geschakelde apparaten aansluiten
2.5. Stoomleidingen
De stoom uit de stoomgenerator wordt door kope-
ren leidingen naar de stoomcabine geleid. De mini-
male binnendiameter van de stoomleidingen is 15
mm. U kunt de dampgenerator met een doorzich-
tige siliconenslang met een binnendiameter van 18
mm op een koperen leiding aansluiten.
Doorzichtige leidingen helpen potentiële pro-
blemen te lokaliseren.
De leidingen moeten goed zijn geïsoleerd. De
maximale lengte van een goed geïsoleerde stoom-
leiding is 10 meter. Het verdient aanbeveling de
stoomgenerator zo dicht mogelijk bij stoomcabine
te plaatsen om de stoomleidingen zo kort mogelijk
te houden.
Als er meerdere stoommondstukken worden ge-
bruikt, moet elke stoomleiding naar de mondstuk-
ken zijn uitgerust met een stromingsregelklep zodat
de stoom gelijkmatig in de stoomcabine wordt ver-
spreid. Figuur 11A. De kleppen instellen:
•
draai alle kleppen volledig open.
•
Als er aanzienlijk meer stoom uit een van de
kleppen komt, draait u deze klep dicht.
•
Draai nooit de stroming van alle kleppen dicht.
De stoom moet ongehinderd uit de mondstuk-
ken worden geblazen. Als de stoommond-
stukken en/of leidingen verstopt zijn, wordt de stoom
via de overdrukklep naar buiten geblazen (figuur 8).
Het buitenste einde van de damppijp moet naar de
dampruimte worden gebogen.
De leidingen mogen
geen overbodige bochten, waterophopingen of af-
dichtingen bevatten. Figuur 11B.
A
B
C
100–300 mm
Figure 11. Buses et tuyaux de vapeur
Figuur 11. Stoommondstukken en -leidingen
Tuyau de vapeur
Stoomleiding
Soupape de contrôle
Regelklep