Hateflex spiraalslang
NL
Art. Nr.: 5090031096 Rev.: 02/2021-10-14
19
Wanneer de mantelbuizen in meerdere rijen wor-
den aangelegd, worden de aanleg- en vulwerk-
zaamheden bij de mantelbuizen gecombineerd.
De werkzaamheden zijn in de volgende
afbe-
elding 2
te vinden.
Voor de uitvoering van en het toezicht op het
bouwproject moe
t deskundig personeel worden
gebruikt.
Legenda voor afb. 2
1
Mantelbuisgreppel
2
Afstandhouder
3
Mantelbuis
4
Afstand
5
Ø d
buiten
Mantelbuis
6
Greppelbodem: zonder stenen resp. 10 cm ver-
dicht zandbed
7
Hoogte buissysteem
8
10 cm: bovengrens van de leidingszone volgens
DIN EN 1610
9
Afdekking
Daarbij moet, afhankelijk van de buitendiameter van de
aan te leggen buis, rekening worden gehouden met de
volgende afstanden: (zie Tabel 1).
Tabel 1
Hauff-spiraalslang Ø d
buiten
Afstand (A)
87 mm (Hateflex 14078)
min. 30 mm
102 mm (Hateflex 14090)
min. 30 mm
125 mm (Hateflex 14110)
min. 40 mm
140 mm (Hateflex 14125)
min. 40 mm
168 mm (Hateflex 14150)
min. 40 mm
5
Worden meer dan twee slangen aangelegd, dan
moeten de afstandhouders in elkaar worden gesto-
ken.
Het oog moet daarbij op de tap worden gestoken (zie
afb. 3 en 4).
6
In de eerste laag moeten de afstandhouders direct op
de grond worden gelegd en moet de slang erin wor-
den vastgeklikt.
7
Vul de ruimte tussen en naast de buizen en verdicht
de grond.
8
Bij meerlaagse slangsystemen moeten de afstandhou-
ders telkens op de onderliggende slangenlaag wor-
den geplaatst. De slangen kunnen nu weer worden
vastgeklikt (zie afb. 2).
9
Voor de volgende lagen geldt dezelfde procedure als
de lagen daarvoor.
Om beschadiging van de buizen en de systeemaf-
dichtingssets bij de kabeldoorvoeren (HS190 en
HSI150) te vermijden, moet in de buurt van de
kabeldoorvoeren het vulmateriaal in principe met
lichte verdichtingsapparatuur worden verdicht.
Daarbij
moeten de volgende voorschriften en re-
gelgevingen worden opgevolgd:
•
Regelwerke ZTVE-StB 94/97 (Zusätzliche Tech-
nische Vertragsbedingungen und Richtlinien
für Erdarbeiten im Straßenbau) (Aanvullende
technische contractuele verplichtingen en
richtlijnen voor grondwerk in de wegenbouw)
•
DIN-normen over de classificatie van grond
Het gebruik van middelzware en zware stamp-
en trilapparatuur is niet toegestaan voor kruino-
verlappingen, gemeten in verdichte toestand, van
minder dan 1 m!
De volgende
factoren bepalen de mogelijke
intreklengtes:
•
Kabel (soort/gewicht/flexibiliteit)
•
Traject (hoogteprofiel)
•
Aantal/locatie/radii van de bochten/onnau-
wkeurigheden
•
Wrijvingscoëfficiënt (kabel/buiswand)
•
Glijmiddel (soort/hoeveelheid)
•
Intrekmethode en -snelheid (ook oppervlakte-
temperatuur)
•
Verhouding buisbinnendiameter/kabeldiame-
ter
•
Kwaliteit van de montage, bijv.
buisdragers/verdichting van het inbedmateriaal
= invloed op de vervorming van de buis, vul-
len/verdichten van de inbedding bij buisboch-
ten = belangrijk voor het opvangen van de
mechanische belasting bij het intrekken van de
kabel.