Nederlands
18
VOORZORGSMAATREGELEN VOOR GEBRUIK
VAN DE SCHAAFMACHINE
䡬
De schaafmachine niet met het mes naar boven
gebruiken (zoals bij een stationair type).
TECHNISCHE GEGEVENS
Voltage (verschillend van gebied tot gebied)*
(110V, 115V, 120V, 127V, 220V, 230V, 240V)
Opgenomen vermogen
1100W*
Schaafbreedte
82mm
Max. spaandikte
3mm
Gewicht (zonder kabel en voring)
4,9kg
Toerental onbelast
16000/min
* Controleer het naamplatje op het apparaat daar het apparaat afhankelijk vas het gebied waar het verkocht
wordt gewijzigd kan worden.
STANDAARD TOEBEHOREN
1. Steeksleutel (om het schaafmes vast te draaien) .. 1
2. Stel meter in (voor instellen van snijhoogte) .... 1
3. Geleider (met stelschroef) ...................................... 1
4. Diepte-geleider .......................................................... 1
5. Draaghouder .............................................................. 1
De standaard toebehoren kunnen zonder aankondiging
op ieder moment worden veranderd.
EXTRA TOEBEHOREN (los te verkrijgen)
1. Slijpinrichting voor het mes
2. Adapter voor stofopvang
De extra toebehoren kunnen zonder aankonding op ieder
moment worden veranderd.
TOEPASSINGSGEBIEDEN
䡬
Het schaven van verschillende houten planken en
panelen. (
Afb. 1-4
)
VOOR BEGIN VAN HET WERK
1. Netspanning
Controleren of de netspanning overeenkomt met de
opgave op het naamplaatje.
2. Netschakelaar
Controleren of de netschakelaar op “UIT” staat.
Wanneer de stekker op het net aangesloten is, terwijl
de schakelaar op “AAN” staat, begint het
gereedschap onmiddellijk te draaien, hetwelk ernstig
gevaar betekent.
3. Verlengsnoer
Wanneer het werkterrein niet in de buurt van een
stopcontact ligt, dan moet men gebruik maken van
een verlengsnoer, dat voldoende dwarsprofiel en
voldoende nominaal vermogen heeft. Het
verlengsnoer moet zo kort mogelijk gehouden
worden.
4.
Er moet een stabiele houten ondergrond vervaardigd
worden, welke geschikt is voor schaafwerkzaamheden.
Een slecht uitgebalanceerde ondergrond kan gevaar
veroorzaken en er moet op gelet worden, dat het
op een stevige, vlakke vloer veilig is opgesteld.
SCHAAFWERKZAAMHEDEN
1. Het instellen van de spaandikte
(1) De knop wordt in de door de pijl in
Afb. 5
(met
de klok mee) aangeduide richting gedraaid, totdat
het driehoekige teken op de schaal op de gewenste
spaandikte wijst. De schaal is ingedeeld in mm.
(2) De spaandikte in een bereik van 0-3mm, worden
ingesteld.
2. Het schaven van oppervlakten:
Het grofschaven moet uitgevoerd worden met grote
spaandikte en een geschikte snelheid, zodat de
schaafspanen gelijkmatig uit de machine geworpen
worden. Om een glad oppervlak te verkrijgen moet
het naschaven uitgevoerd worden met een geringere
spaandikte en lagere snelheid.
3. Begin en einde van de schaafwerkzaamheden:
Zoals aangetoond in
Afb. 6
, wordt het voorste
gedeelte van de schaaf op het werkstuk gezet en
horizontaal gesteund. De motor wordt aangeschakeld
en men schuift de schaaf langzaam naar de kant
van het werkstuk. Het voorste gedeelte van de schaaf
wordt bij begin van het schaven, zoals aangetoond
in
Afb. 7
, er stevig opgedrukt, terwijl bij het einde
van het schaafwerk de achterste helft van de schaaf
er stevig opgedrukt wordt. De schaaf moet tijdens
het totale schaafwerk vlak gehouden worden.
4. Voorzichtig, ook na beëindiging van het schaafwerk:
Wanneer de schaaf na beëindiging van het
schaafwerk met één hand verwijderd wordt, moet
er op gelet worden, dat het schaafijzer (onderkant)
van de schaaf niet in aanraking komt met het
lichaam.
Anders kunnen er ernstige verwondingen optreden.