Draag altijd stevige handschoenen bij het hante-
ren van de messen.
Koppel de messen los, schakel de motor uit en
neem de contactsleutel eruit voordat u de machine controleert,
schoonmaakt of eraan werkt.
5.4 GEBRUIK VAN DE MACHINE
5.4.1 Het starten
Het starten dient altijd in de open lucht of in een
goed geventileerde ruimte te gebeuren! DENK ER ALTIJD AAN DAT
UITLAATGASSEN GIFTIG ZIJN!
Alvorens de motor te starten:
– schakel de handrem (
4.5), in als u zich op een hellend terrein bevindt;
– zet de koppeling in de vrije stand («N») (
4.22 ofwel 4.32/33);
– ontkoppel de messen (
4.8);
– bij de start met een koude motor, gebruik de choke (
4.2);
– zet de gashendel (
4.3) tussen «LANGZAAM» en «SNEL»;
– steek de sleutel (
4.4), in het contactslot en draai deze in de
«DRAAIEN» stand om het elektrische circuit in werking te stellen, draai de
sleutel daarna in de «START» stand om de motor te starten;
– laat de sleutel los zodra de motor gestart is.
Als de motor eenmaal draait breng de gashendel terug in de «LANGZAAM»
stand en schakel de choke uit als ingeschakeld.
De choke dient uitgeschakeld te worden zodra de mo-
tor regelmatig draait;het gebruik van de choke bij een warmgedraaide mo-
tor kan de bougie bevuilen en een onregelmatige werking van de motor ver-
oorzaken.
Als er moeilijkheden zijn bij het starten, blijf dan niet te
lang aanhouden om de accu niet uit te putten en de motor niet te verzui-
pen. Draai de sleutel weer in de «STOP» stand, wacht enkele seconden
en probeer opnieuw te starten.Indien het probleem voortduurt raadpleeg
dan hoofdstuk «8» van deze handleiding.
Denk er aan dat de beveiligingssystemen het starten
van de motor beletten als:
– de messen ingeschakeld zijn;
– de koppeling niet in de vrije stand «N» staat;
– de gebruiker niet aanwezig is en de handrem uitgeschakeld is.
Nadat in de bovenstaande gevallen het belet tot starten is hersteld, dient
de sleutel in de «STOP» stand gedraaid te worden voordat de motor op-
nieuw gestart kan worden.
5.4.2 Het rijden en verplaatsen van de machine
De machine is niet goedgekeurd om op de open-
bare weg te rijden. Ze mag (volgens het Wegenverkeersregelement)
alléén gebruikt worden op privéterrein dat voor verkeer gesloten is.
Tijdens het zich verplaatsen met de machine dienen de
messen uitgeschakeld te zijn en het maaidek in de hoogste stand te staan
(stand «7»).
Zet de gashendel in een tussenstand tussen «LANGZAAM» en «SNEL»
en zet de versnellingspook in de 1e versnelling (
4.22).
Houd het pedaal ingetrapt om zo de handrem uit te schakelen;laat het pe-
daal langzaam opkomen zodat het pedaal van de «remfunctie» naar de
«koppelingsfunctie» overgaat, waarbij de achterwielen in werking gesteld
worden (
4.21).
OPMERKING
LET OP!
BELANGRIJK
OPMERKING
BELANGRIJK
GEVAAR!
LET OP!
LET OP!
HF2315SB•
het ene bevat ethyl-, het andere methylalcohol. Mengsels van het eerste
soort mogen niet meer dan 10% ethylalcohol bevatten.
Mengsels van het tweede soort mogen geen methylalcohol (d.w.z.brand-
spiritus) bevatten als daar geen stabilisators en corrosiewerende stoffen
bijgemengd zijn.
Zijn deze additieven aanwezig, dan mag het alcoholgehalte niet groter zijn
dan 5%.
Schade of vermogensverlies wegens gebruik van benzine/alcoholmeng-
sels worden niet door onze garantie gedekt. Honda kan het gebruik van
methylalcohol in de benzine niet aanraden aangezien zijn geschiktheid als
brandstof tot nog toe niet is bewezen.
5.3.4 Controle van het remsysteem
Zorg ervoor dat het remvermogen van de machine aangepast is aan de ge-
bruiksvoorwaarden, en vat het werk niet aan als u twijfels hebt omtrent de
doeltreffendheid van de rem.
Indien nodig, stelt u de rem bij (
6.3.4) en indien u twijfels blijft hebben over
de doelmatigheid, raadpleegt u uw leverancier.
5.3.5 Montage van de beveiligingen bij de uitwerpopening
(opvangzak of steenbeschermkap)
Gebruik de machine nooit zonder deze beveili-
gingen!
De montage van de beveiligingen moet met de hendel voor het omkiepen
in lage stand gebeuren.
Bevestig de opvangzak door de bovenste pijp
van het frame in de gaten van de twee steun-
punten (1) te steken.
Lijn de symbolen op de zak en op de achter-
ste plaat uit om de zak correct te centreren.
Zorg dat de onderste pijp van de zakmonding
zich vasthaakt aan de daarvoor bestemde
veerhaak (2).
Als het vasthaken moeilijkheden oplevert of te
los blijkt, kan de springveer (
6.3.6).
Indien er gewerkt wordt zonder opvangzak is
er, op aanvraag, een steenbeschermkap
(
9.2) everbaar die, zoals aangegeven in
de bijbehorende instructies, op de achterplaat
bevestigd dient te worden.
5.3.6 Controle van de doelmatigheid van de beveiligingssystemen
Controleer de doelmatigheid van de beveiligingssystemen door de aange-
geven werksituaties (
5.2) te simuleren en na te gaan of voor elke situa-
tie het aangeduidde effect verkregen wordt.
5.3.7 Controle van de messen
Controleer of de messen goed geslepen en stevig bevestigd op hun res-
pectievelijke assen bevestigd zijn.
– Een bot mes rukt het gras eruit en veroorzaakt een vergeeld gazon.
– Een mes dat niet goed bevestigd is veroorzaakt trillingen die een gevaar
kunnen vormen.
LET OP!
HF2•••HT•
9 NL