3) Vóór het starten van de motor start dienen de messen te worden losge-
koppeld en de versnelling in de vrije stand gezet te worden.
4) Maai geen gazons die een helling van meer dan 10° (17%) hebben.
5)
Denk eraan dat er geen “veilige” hellingen bestaan.
Let bijzonder
goed op bij hellingen. Om het over de kop slaan met de machine te voorko-
men, adviseren wij om:
– niet plotseling te stoppen of weg te rijden bij het op- of afrijden van een hel-
ling;
– de koppeling altijd langzaam aan in te schakelen en altijd de versnelling
ingeschakeld te houden, vooral bij het afrijden van een helling;
– de snelheid op hellingen en in smalle bochten laag te houden;
– goed op bobbels, goten en verborgen gevaren te letten;
–
het gazon in geen geval te maaien in de dwarsrichting ten opzichte
van de helling.
6) Let op bij het trekken van lasten of zware gereedschappen:
– gebruik voor de trekstangen alleen de goedgekeurde bevestigingspunten;
– leg alleen gemakkelijk controleerbare lasten op;
– vermijd bruusk uit te wijken en let op bij het achteruit rijden.
7) Ontkoppel de messen bij gedeelten waar zich geen gras bevindt
8)
Gebruik de machine nooit als de beveiligingen beschadigd zijn, of
als de veiligheidssystemen er niet op bevestigd zijn.
9)
Wijzig de afstelling van de motor niet en laat het toerental van de
motor niet buitengewoon hoog oplopen.
Het gebruik van de motor met
een buitensporig hoge snelheid verhoogt de kans op persoonlijk letsel.
10) Voordat de bestuurdersstoel verlaten wordt moet het volgende worden
uitgevoerd:
– koppel de messen los en zet het maaidek in de laagste stand;
– zet de versnelling in de vrije stand en trek de handrem aan;
– schakel de motor uit en neem de contactsleutel eruit.
11)
Koppel de messen los, schakel de motor uit en neem de con-
tactsleutel eruit:
– vóór het reinigen of vrijmaken van het windkanaal;
– voordat u de machine controleert, schoonmaakt of eraan werkt;
– nadat er op een vreemd voorwerp gestoten is. Controleer de machine op
eventuele beschadigingen en voer de nodige reparaties uit alvorens de
motor aan te zetten en de machine opnieuw te gebruiken;
– als de machine op een ongebruikelijke manier begint te trillen (probeer on-
middellijk de oorzaak van het trillen te vinden).
12) Koppel de messen tijdens het vervoer los en doe dit elke keer dat deze
niet worden gebruikt.
13)
Schakel de motor uit en koppel de messen los:
– alvorens brandstof bij te vullen;
– alvorens de opvangbak te verwijderen of opnieuw te bevestigen.
14) Neem gas terug alvorens de motor uit te schakelen en als de motor voor-
zien is van een kraan dient de brandstoftoevoer na het werk dichtgedraaid
te worden.
15) Het gebruik van andere accessoires dan diegene die door Honda aan-
geraden zijn, kan schade aan de machine veroorzaken, die niet door de ga-
rantie gedekt zal zijn.
D) ONDERHOUD EN OPSLAG
1) Laat bouten en schroeven vastgedraaid zitten om er zeker van te zijn dat
de machine altijd op een veilige manier gebruiksklaar is.
2) Zet de machine niet met benzine in de tank in een ruimte waar de benzi-
nedampen met vlammen of vonken in aanraking zouden kunnen komen.
3) Laat de motor eerst afkoelen vóór het opbergen van de machine in elke
willekeurige ruimte.
4) Om brandgevaar zoveel mogelijk te beperken dienen de motor, de ge-
luiddemper van de uitlaat, de accubak en de benzinetank vrij gehouden te
worden van gras, bladeren of teveel vet.
5) Controleer de grasopvangbak regelmatig op slijtage or beschadigingen.
6) Uit veiligheidsoverwegingen moeten beschadigde of versleten onderde-
len verwisseld worden.
7) Het legen van de tank dient in de open lucht uitgevoerd te worden.
8) Let op dat als er één mes ronddraait ook het andere mes ronddraait.
9) Als de machine opgeborgen of onbeheerd achtergelaten moet worden,
dient het maaidek omlaag gezet te worden.
1. VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
1.1 ALGEMENE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
Dienen aandachtig gelezen te worden alvorens
de machine in gebruik te nemen.
A) VERTROUWD RAKEN
1)
Lees de gebruiksaanwijzingen aandachtig.
Zorg dat u vertrouwd
raakt met de bedieningsknoppen en in staat bent de machine op de
juiste wijze te gebruiken.
2) Laat nooit toe dat de machine gebruikt wordt door kinderen of door per-
sonen die niet vertrouwd zijn met deze aanwijzingen. De leeftijd van de ge-
bruiker kan landelijk gereglementeerd zijn.
3)
Gebruik de machine nooit als er personen, met name kinderen, of
dieren in de buurt zijn.
4) Denk eraan dat de persoon die de machine bedient of de gebruiker aan-
sprakelijk is voor ongevallen en onvoorziene gebeurtenissen die personen
of hun eigendommen kunnen overkomen.
5) Vervoer geen passagiers.
6) De bestuurder dient goed geoefend te zijn met betrekking tot het rijden
en dient, in het bijzonder, het volgende in acht te nemen:
– het is nodig om alle aandacht bij het werk te houden;
– denk eraan dat een machine die van een helling afglijdt niet hersteld kan
worden door de rem te gebruiken.De voornaamste oorzaken waardoor de
macht over het stuur kwijt geraakt kan worden zijn:
– de wielen hebben niet voldoende grip;
– een te hoge snelheid;
– ongepast remmen;
– de machine is niet geschikt voor het doel waarvoor zij gebruikt wordt;
– gebrek aan kennis van de gevolgen die de toestand waarin het terrein
zich bevindt kan hebben en hellingen in het bijzonder;
– de aanhanger is niet goed aangekoppeld en de last is niet goed ver-
deeld.
B) VOORBEREIDING
1) Draag, tijdens het maaien altijd stevige schoenen en een lange broek.Be-
dien de machine niet met blote voeten of met open sandalen.
2) Controleer grondig het gehele werkterrein en verwijder alles wat door de
machine kan worden uitgestoten.
3)
GEVAAR! Benzine is bijzonder brandbaar:
– bewaar de brandstof in speciale tanks;
– giet de brandstof alleen in de open lucht in de tank met behulp van een
trechter en rook niet tijdens het vullen;
–
rgiet de brandstof in de tank voordat de motor aangezet wordt: geen
benzine toevoegen of de dop van de benzinetank erafdraaien terwijl
de motor aanstaat of warm is;
– als er benzine gelekt is mag de motor niet gestart worden maar dient de
machine uit de buurt van de plek waar de benzine gelekt heeft te worden
gebracht en moet er voorkomen worden dat er brand ontstaat.Wacht tot-
dat de benzinedampen opgelost zijn;
– draai de doppen altijd weer goed op de benzinetank en op het benzine-
blik.
4) Vervang de geluiddempers als deze defect zijn
5)
Vóór het gebruik
dient er een algemene controle verricht te worden op
slijtage of beschadiging van de messen, de bouten en de snijgroep.Vervang
de beschadigde of versleten messen en bouten en bloc om ervoor te zorgen
dat het maaidek in balans blijft.
6) Let op dat als er één mes ronddraait ook het andere mes ronddraait.
C) HET GEBRUIK
1) Start de motor niet in gesloten ruimten waar zich gevaarlijke koolstof-
monoxyde kan ontwikkelen.
2) Werk alleen bij daglicht of bij goed kunstlicht.
LET OP!
2
NL