NL-5
GEBRUIKELIJK ONDERHOUD
Het vullen van de flessen
Het bijvullen van lucht dient conform de geldende voorschriften te gebeuren.
Om met lucht gevuld te kunnen worden, moeten de flessen:
•
Conform de wetgeving zijn en voorzien zijn van een flesafsluiter die eveneens conform is. Op de romp voorzien zijn van de
geldige testdatum en van een geldige stempel van de erkende instelling,
•
Vrij zijn van gebreken die een risico op ongevallen kunnen veroorzaken (bijvoorbeeld een defecte flesafsluiter),
•
Vrij zijn van zichtbare tekenen van vocht (waterdruppels) ter hoogte van de schroefdraad.
Het vochtgehalte van de voor inademing geschikte lucht is een belangrijk element voor een goede werking van het ademhalingstoestel.
Zorg er dan ook voor dat:
•
De flessen voor inademing geschikte lucht bevatten die voldoet aan de norm EN 12021, waarin bepaalde gegevens voor normale
gebruiksvoorwaarden vermelden, dat wil zeggen bij welke luchtdruk en welke omgevingstemperatuur,
•
De flessen met perslucht worden nooit volledig geleegd,
•
Indien ze door onoplettendheid volledig leeggemaakt werden, moeten ze zeker drogen. Er bestaan hiervoor speciale droogovens
voor flessen,
•
De flesafsluiters worden onmiddellijk na de interventie gesloten.
Wat de opslag en het transport van flessen met perslucht betreft die niet meer verbonden zijn met het ademhalingstoestel, moeten er
andere voorschriften toegepast en gerespecteerd worden:
•
Ze moeten beschermd worden tegen schokken tijdens het transport en tijdens de opslag,
•
In de mate van het mogelijke moeten ze in verticale positie getransporteerd worden (de afsluiter bovenaan),
•
Voor het laden en lossen moeten de flessen indien mogelijk met twee handen gedragen worden,
•
Neem nooit een fles vast aan het ventiel van de kraan, maar eerder aan de romp van de fles. Hierdoor vermijdt u de afsluiter per
ongeluk te openen,
•
Tijdens het transport of onderhoudswerkzaamheden is het verboden de flessen hard op de grond te gooien, tegen elkaar te
stoten en te rollen,
•
Zodra ze opgeslagen zijn, moeten ze beschermd worden tegen eventuele risico's op glijden of omstoten, alsook tegen het risico
op wijziging van de opslagomstandigheden.
De flesafsluiters zijn kwetsbare elementen. Het is niet noodzakelijk een beschermingskap te
voorzien. Voer echter wel na iedere tussenkomst een visuele controle uit
Officiële controles door erkende instellingen:
Conform de voorschriften inzake drukapparatuur dienen de flessen met perslucht, bestemd voor ademhalingstoestellen, onderworpen te
worden aan controles die uitgevoerd worden door een erkende instelling. Deze instelling brengt op de fles de testdatum aan, alsook haar
stempel, door middel van een duurzaam markeringsprocedé.
Reinigen, desinfecteren en drogen
Reinigen
De vuile en/of verontreinigde elementen van het ademhalingstoestel dienen na ieder gebruik gereinigd te worden.
Reinig ze met een spons, doordrenkt met een combinatie van lauw water en een universeel reinigingsmiddel (zeepoplossing), en spoel
ze vervolgens af met een propere en vochtige spons.
Let erop dat het gekozen reinigingsmiddel geen bijtende bestanddelen bevat (bijvoorbeeld
organische solventen) die de vergankelijke elementen zouden kunnen aanvallen en dat er geen
vloeistoffen of vuiligheid in de holtes van het toestel binnendringen.
Zorg ervoor dat u geen perslucht in de holtes spuit waarin zich breekbare elementen bevinden,
zoals de membranen, veren, kleppen en pakkingen, om deze niet te beschadigen.
Desinfecteren
Zodra de reiniging uitgevoerd is, dient het ademhalingsmasker gedesinfecteerd te worden door het onder te dompelen in een bad met
een desinfecterend middel. Wanneer de concentratie en de toepassingsduur van het desinfecterende middel gerespecteerd worden,
zoals die aangegeven staan in de gebruikshandleiding van de maskers, hoeft u niet te vrezen voor ongewenste effecten op de
verschillende materialen. Spoel na de desinfectie het masker onmiddellijk af met zuiver water om eventuele restanten van het
desinfecterende product te verwijderen.
Drogen
Zodra de reiniging en de desinfectie uitgevoerd zijn, laat u alle elementen van het toestel drogen bij een temperatuur tussen 5°C en
50°C. Vermijd hierbij elke vorm van thermische straling (zon, oven of centrale verwarming). Het wordt ten stelligste aanbevolen de
drukgeleidende onderdelen (reduceerklep, drukverminderingssysteem en koppelsensor) te drogen door er perslucht onder lage druk
door te blazen, zodat elk spoor van vochtigheid verwijderd wordt.
Bij gebruik in koude omstandigheden kan de aanwezigheid van eventuele vochtigheid in het inademventiel zorgen voor de
vorming van witte kristallen binnenin en bijgevolg de werking wijzigen.
Elke vorm van vochtigheid in het inademventiel en in de leiding voor gemiddelde druk dient verplicht verwijderd te
worden.
Het is eveneens noodzakelijk om het ventiel volledig droog te maken na de reiniging.