VDPL310MB
V. 01 – 17/11/2014
12
©Velleman nv
6.
Installatie
Kies een geschikte montageplaats. Sluit de stroomkabel aan op het net en schakel het toestel in
[6]
.
Schakel het toestel uit en trek de stekker uit het stopcontact na gebruik.
Het toestel monteren
Laat het toestel installeren door een geschoolde technicus, conform EN 60598-2-17 en andere
toepasselijke normen.
De draagconstructie waaraan het toestel wordt bevestigd, moet gedurende 1 uur 10 x het gewicht
van dit toestel kunnen dragen zonder te vervormen.
Maak het toestel ook altijd vast met een tweede bevestigingsmiddel bv. een veiligheidskabel.
Sta nooit recht onder het toestel wanneer u het monteert, verwijdert of herstelt. Laat het toestel
controleren door een geschoolde technicus voor u het in gebruik neemt en laat het 1 x per jaar
volledig nakijken.
Installeer dit toestel op een plaats waar weinig mensen voorbijkomen en die niet toegankelijk is voor
onbevoegden.
Een degelijke praktijkervaring is vereist voor de plaatsing van dit toestel: u moet de
maximumbelasting van de draagconstructie kunnen berekenen, weten welk constructiemateriaal u
kunt gebruiken, enz. Laat het materiaal en het toestel regelmatig nakijken. Monteer het toestel niet
zelf indien u er geen ervaring mee heeft. Een slechte montage kan leiden tot verwondingen.
Voor montage van gebinten, gebruik de geschikte klemmen en beugels.
Verwijder al het brandbaar materiaal in een straal van 0.5 m rond het toestel.
Laat het toestel aansluiten door een geschoolde elektricien.
Sluit het toestel via de stekker aan op het lichtnet. Alle toestellen moeten via een geaard stopcontact
gevoed worden en niet via een variabele weerstand of dimcircuit, ook al gebruikt u de variabele
weerstand of het dimcircuit als een 0 % tot 100 % inschakeling.
Het toestel heeft een voedingsuitgang
[2b
] waar een volgend toestel kan op aangesloten worden. Bij
het aansluiten van meerdere toestellen in een reeks via deze uitgang mag de totale stroom de
nominale stroom van de stroomkring niet overschrijden. Gebruik voedingskabels met een geschikte
diameter.
De installatie moet voor het eerste gebruik gekeurd worden door een expert.
DMX-512-aansluiting
Indien nodig, sluit een XLR-kabel aan op de vrouwelijke XLR-uitgang van een controller (niet
meegelev.) en het andere uiteinde op de mannelijke XLR-ingang
[1a]
van het toestel. U kunt
meerdere toestellen in serie aan elkaar koppelen. Gebruik daarvoor een 2-aderige afgeschermde
kabel met XLR ingangs- en uitgangsaansluitingen.
De maximale aanbevolen kabellengte is 500 meter. Het aanbevolen maximumaantal van toestellen
verbonden met eenzelfde aansluiting is 32.
Een DMX-eindweerstand is aanbevolen als de DMX-kabel vrij lang is of wordt gebruikt in een
omgeving met veel elektrische ruis (bv. een discotheek). De eindweerstand voorkomt corruptie van
het digitale controlesignaal door elektrische ruis. De DMX-eindweerstand is niets meer dan een XLR-
stekker met een weerstand van 120 Ω van pin 2 naar 3. Deze XLR-stekker wordt dan aangesloten op
de XLR-uitgang
[1b]
van het laatste toestel in de reeks.
7.
Gebruik
Het toestel kan gebruikt worden als volgt:
autonome modus: automatisch of muziekgestuurd
master/slave-modus
met DMX-512 controller.