78 Nederlands
7.9. Flashtijd instellen
Als de telefoon is aangesloten op een interne telefooncentrale, kan het nodig zijn om de
flashtijd aan te passen. Deze instelling kan worden genegeerd als de telefoon is aan
-
gesloten op een individuele telefoonlijn.
Ga naar het menu door op de »MENU«-toets te drukken en navigeer naar „FLASH TIJD
INST“. Druk op de toets »OK/DIAL«. Gebruik de
of
-toetsen om 100ms, 270ms,
300ms, 600ms of 80ms te selecteren. Stel de gewenste flashtijd in met de »OK/DI
-
AL«-toets.
7.10. Kiesmodus instellen
De
telefoonkiesmodus is standaard ingesteld op „TOON“. Deze instelling hoeft onder
normale omstandigheden niet te worden gewijzigd.
Ga naar het menu door op de toets »MENU« te drukken en navigeer naar „TOON/
PULSKIEZEN“. Druk op de toets »OK/DIAL«. Kies met de toetsen
of
„TONE“ of
„PULSE“. Stel de gekozen kiesmodus in door op de toets »OK/DIAL« te drukken.
7.11. Koppelen van verdere noodknoppen
U kunt tot 5 noodhangers met de telefoon koppelen. De bijgeleverde hanger is al ge
-
koppeld aan de telefoon en is klaar voor gebruik. Als u nog meer hangers wilt koppelen,
gaat u als volgt te werk:
Ga naar het menu door op de »MENU«-toets te drukken en navigeer naar „NIEUWE
NOODKNOP „. Druk op de »OK/DIAL« toets. Op het display verschijnt „VERBINDEN“.
Druk opnieuw op de toets »OK/DIAL«. Op het display knippert „VERBINDEN“ om de
actieve koppelingsmodus aan te geven. Druk binnen deze tijd op de rode SOS-toets
van de extra hanger. Als de koppeling succesvol is, toont het display „VERBONDEN“.
Gekoppelde noodhangers verwijderen
Ga naar het menu door op de »MENU«-toets te drukken en navigeer naar „NIEUWE
NOODKNOP“ . Druk op de »OK/DIAL« toets. Op het display verschijnt „VERBINDEN“.
Gebruik de
of
-toetsen om „WISSEN ?“ te selecteren. Druk op de »OK/DIAL«-toets
om te bevestigen. Op het display verschijnt „SCHRAP APPARAAT“ en alle gekoppelde
hangers worden gewist.
8. Probleemoplossing
8.1. Als de telefoon niet functioneert
Controleer of de adapter correct op de telefoon en het stopcontact aangesloten is.
Controleer of de telefoonkabel onbeschadigd en correct aangesloten is.
Verwijder eventuele aanvullende voorzieningen, verlengkabel en andere telefoons. Als
de telefoon daarna functioneert, wordt de fout door een ander apparaat veroorzaakt.