NL-10
plaats in de tank. Doe nooit brandstof in de tank in de
buurt van open vuur of vonken. Wis gemorste brand-
stof beslist weg, voordat u de motor start. Probeer
nooit bij te tanken, als de motor warm is.
Gebruik voor een optimaal resultaat loodvrije brandstof
vermengd met speciale 30:1 2-takt-motorolie. Houdt u
zich aan het mengvoorschrift.
Gebruik loodvrije merk-
benzine met een octaangehalte van minimaal 89. Dat
helpt eventuele schade aan de brandstofleidingen en
aan andere motoronderdelen te voorkomen.
MENGVERHOUDING 30:1
BRANDSTOF
De motor gebruikt een 2-takt-mengsel, een meng-
sel van benzine en 2-takt-olie in de verhouding 30:1
(30 delen benzine en 1 deel olie).
Gebruik alleen een
hoogwaardige 2-takt-mengolie voor luchtgekoelde mo-
toren.
BENZINE
Gebruik loodvrije merkbenzine met een octaangehalte
van minimaal 89.
Brandstofmengsels met een andere mengverhouding
dan 30:1, kunnen schade aan de motor veroorzaken.
Let goed op de juiste mengverhouding.
BRANDSTOF OPSLAAN
Sla brandstof alleen op in schone, veilige, voor dat
doel goedgekeurde tanks. Stelt u zichzelf met betrek-
king tot de wijze van opslaan en de opslagplaats van
brandstoftanks, op de hoogte van lokaal geldende
voorschriften en volg deze voorschriften op.
BELANGRIJK
Een 2-takt-mengsel kan zich weer scheiden. Schud
telkens voor gebruik grondig de brandstoftank. Opge-
slagen brandstof veroudert. Maak nooit meer van het
mengsel dan dat u voor een periode van een maand
denkt nodig te hebben.
BRANDSTOFMENGSEL
Controleer de brandstoftank. Zorg ervoor dat die
schoon is en vul hem met verse brandstof. Gebruik
een mengsel met een mengverhouding van 30:1.
VOORBEREIDINGEN VOOR HET GEBRUIK
MENG BENZINE EN OLIE NOOIT RECHTSTREEKS
IN DE BRANDSTOFTANK.
BELANGRIJK:
Het niet-opvolgen van de aanwijzingen
voor het op de juiste wijze samenstellen van het brand-
stofmengsel, kan tot schade aan de motor leiden.
1. Meng bij het maken van het brandstofmengsel alleen
de hoeveelheid die u voor het werk dat u wilt gaan
verrichten, nodig hebt. Gebruik geen brandstof, die
langer dan twee maanden is opgeslagen geweest.
Een brandstofmengsel dat langer dan twee maan-
den opgeslagen is geweest, leidt tot problemen bij
het starten en tot een zwak motorvermogen. Een
brandstofmengsel dat de bovengenoemde bewaar-
termijn heeft overschreden, moet als chemisch afval
verwijderd worden en door een vers mengsel wor-
den vervangen.
WAARSCHUWING
GEVAAR
2. Vul de tank nooit tot aan de rand (onder 3/4 van de
tankinhoud).
3. Vul de tank nooit met brandstof in een afgesloten,
ongeventileerde ruimte.
4. Vul nooit brandstof bij in de buurt van open vuur of
vonken.
5. Wis gemorste brandstof beslist weg, voordat u de
motor start.
6. Probeer nooit te tanken als de motor warm is.
CHECKLIST
(voor het starten controleren)
1. Controleer of schroeven, bouten, moeren en beves-
tigingsonderdelen goed vast zitten.
2. Controleer of het luchtfilter schoon is. Verwijder vuil
etc. van het luchtfilter, voordat u de motor start.
3. Controleer of de beschermkap goed zit.
4. Controleer de dichtheid van de brandstoftank.
5. Controleer of er geen scheuren of breuken in het
mes zitten.
WAARSCHUWING
GEVAAR
De uitlaatgassen van dit apparaat bevatten chemische
stoffen die kanker, geboorteafwijkingen en andere re-
productieve schade kunnen veroorzaken.
GEBRUIK
MOTOR STARTEN EN UITSCHAKELEN
VEILIGHEIDS-
SCHAKELAAR
STOP-SCHAKELAAR
GASHANDEL
BLOKKEERKNOP
STARTEN BIJ KOUDE MOTOR
1. Zet de stop-schakelaar in stand „START“. Druk de
gashandel in en op halfgas blokkeren door de gas-
handelblokkade te bedienen. Gashandel loslaten.
2. Druk de pompknop aan de brandstofpomp 7-10
keer in, totdat er brandstof in de brandstofpomp
komt
CHOKE
BRANDSTOFPOMP
3. Koude start:
Schuif de startkleppen (Choke) naar
positie “A”
.
4. Houd het apparaat stevig bij de greep vast.
Trek
aan de trekstarter, totdat de motor aanslaat.