entre los datos distintos de escenas, antes de
pasar al próximo nivel, pulsando la tecla
de
nuevo. Si solo debe modificarse la duración de
transición, sigua con el punto 5).
3) Con las teclas numéricas (2), seleccione el
número del banco y el número de la escena res-
pectivamente con dos cifras para el número de
nivel. En caso de selección errónea, vuelva con
la tecla ESC/SETUP (21) a un nivel y seleccione
los números de nuevo.
4) Los valores DMX de la escena seleccionada
están ahora enviados hacia la salida para verifi-
car. En el display aparece el mensaje “o.k.?”.
Confirme la selección de la escena con la tecla
STORE/PRG (22) o la tecla 12/YES o rechace la
selección con la tecla 11/NO y seleccione otra
escena.
5) Únicamente si se trata de una secuencia con que
dispone de sus propia duraciones de transición:
regule la duración de transición con el potenció-
metro C.F. TIME (7) y confirme con la tecla
STORE/PRG.
6) Para seleccionar otro nivel de secuencia, repita
los puntos 3) a 5). Para modificar otro nivel de
secuencia, repita los puntos a partir de 2, párrafo
2), a 5).
7) Para acabar, salga del modo de programación de
secuencias pulsando varias veces la tecla ESC/
SETUP, o para pasar la modo de desarrollo de
secuencia (cap. 7.2), active la tecla SEQUENCE.
7.1.4 Inserción de niveles de secuencias
1) Después de pulsar la tecla SEQUENCE (26) y la
tecla STORE/PRG (22), seleccione con las
teclas numéricas (2), de dos cifras, el número de
la secuencia a completar.
2) Con las teclas cursor
,
(23), seleccione el
nivel de secuencia antes del cual deberá insertar
un nuevo nivel.
3) Pulse la tecla INSERT (25). El display indica
ahora “Seq xx St xxx _ _ / _ _”.
Si la secuencia ya contiene la cantidad máxima
de niveles posible para este tipo de secuencia, no
puede insertar ningún otro nivel. El mensaje
“Seq xx is full!
"
ESC” aparece. Para seleccionar
otra secuencia, o para salir del modo de progra-
mación de secuencia, pulse varias veces en con-
secuencia la tecla ESC/SETUP (21).
4) Para entrar los números de banco, de escena y si
necesario la duración de transición para el nuevo
nivel, efectué los puntos 3) a 5) del cap. 7.1.2.
5) Para insertar otros niveles de secuencia, repita
los puntos 2) a 4).
6) Para salir del modo de programación de secuen-
cia, pulse varias veces la tecla ESC/SETUP o
pasar al modo de desarrollo de secuencia, pulse
la tecla SEQUENCE.
7.1.5 Eliminación de niveles de secuencias
1) Después de pulsar la tecla SEQUENCE (26) y la
tecla STORE/PRG (22), seleccione con las
teclas numéricas (2), el número de dos cifras de
la secuencia en la cual debe eliminar los niveles.
2) Con las teclas cursor
,
(23), seleccione el
nivel de secuencia a eliminar.
3) Pulse la tecla DELETE (24), en el display apa-
rece la pregunta “Remove Step?”.
4) Con la tecla 12/YES, confirme la eliminación o
salga con la tecla 11/NO. Después de la elimina-
ción, los siguientes niveles avanzan en conse-
cuencia. Si el nivel eliminado era el único en la
secuencia, el mensaje “Seq xx is blank!” aparece
en el display, indicando que la secuencia está de
nuevo libre. Puede inmediatamente empezar la
programación de una nueva secuencia – vea
capítulo 7.1.2 a partir del punto 2).
5) Para borrar varios niveles de secuencia, repita
los puntos 2) a 4).
6) Para salir del modo de programación de secuen-
cia, pulse varias veces la tecla ESC/SETUP o
para pasar al modo de desarrollo de secuencia,
pulse la tecla SEQUENCE.
7.2 Arranque de una secuencia de escenas
1) Pulse la tecla SEQUENCE (26). Al lado de la
tecla, el LED verde RUN se ilumina, en el display
aparece el mensaje “Seq _ _”, “Select Sequen-
ce”. No debe llamar el menú de configuración
[para salir, pulse la tecla ESC/SETUP (21)] o no
debe activar el modo Hold [para desconectar,
pulse la tecla HOLD (3)].
2) Seleccione directamente el número de secuen-
cia de dos cifras con las teclas numéricas (2),
p. ej. para la secuencia 5, las teclas 0 y 5 (inscrip-
ción inferior de las teclas a tener en cuenta). En
el display aparecen las informaciones de la se-
cuencia seleccionada:
“Seq xx is blank!” si se trata de un número de
secuencia libre (no programada),
o p. ej. “Seq11 014St +CFT” para la secuencia
(sequence) número 11, que se compone de
14 niveles (steps) con respectivamente una du-
ración de transición propia (crossfading time).
En caso de selección errónea, vuelva con la
tecla ESC/SETUP (21) a un nivel y seleccione
de nuevo el número.
3) Para secuencias en las cuales las duraciones de
transición están también memorizadas (mensaje
en el display “+CFT”), el potenciómetro C.F. TIME
(7) durante el desarrollo no tiene función. Para
secuencias de otra tipo (“+CFT” no aparece),
regule la duración entre los niveles de la secuen-
cia con el potenciómetro C.F. TIME (posición
MAN, vea capítulo 7.2.1); puede efectuar esta
manipulación antes del arranque de una secuen-
cia pero también durante el desarrollo.
4) El LED amarillo de ritmo, encima de la tecla TAP
SPEED (20) empieza a parpadear según el ritmo
del cambio de escenas y en función del reglaje
del potenciómetro SEQUENCER SPEED (5).
Para modificar la velocidad del desarrollo de las
secuencias, regule este potenciómetro sobre la
duración de ritmo deseado o para una selección
más precisa, pulse dos veces la tecla TAP
SPEED; después de la primera presión, el LED
amarillo de ritmo se ilumina, después de la se-
46
E
NL
B
vens de geprogrammeerde mengtijd weergege-
ven, alvorens na nogmaals drukken op de toets
naar de volgende stap wordt geschakeld.
Indien u alleen de mengtijd wilt wijzigen, ga dan
voort met bedieningsstap 5).
3) Voer met de cijfertoetsen (2) het banknummer en
het scènenummer in (elk twee cijfers) voor het
vermelde stapnummer. Ga bij foutieve invoer met
de toets ESC/SETUP (21) een bedieningsstap
terug en voer de nummers opnieuw in.
4) De DMX-waarden van de geselecteerde scène
worden nu ter controle uitgevoerd. Op het display
verschijnt de vraag “o.k.?”. Bevestig de scènese-
lectie met de toets STORE/PRG (22) of de toets
12/YES of verwerp de selectie met de toets
11/NO, en voer aansluitend een andere scène in.
5) Alleen wanneer het een sequentie met eigen
mengtijden betreft: Stel de mengtijd in met rege-
laar C.F. TIME (7) en bevestig met de toets
STORE/PRG.
6) Om een bijkomende sequentiestap in te voeren,
herhaalt u de bedieningsstappen 3) tot 5). Om
een bijkomende sequentiestap te wijzigen, her-
haalt u de bedieningsstappen vanaf 2) 2de para-
graaf tot 5).
7) Ten slotte beëindigt u de sequentieprogrammeer-
modus door enkele keren op de toets ESC/
SETUP te drukken. Of druk op de toets SE-
QUENCE om naar de sequentieweergavemodus
(hoofdstuk 7.2) te gaan.
7.1.4 Een sequentiestap invoegen
1) Nadat u op de toetsen SEQUENCE (26) en
STORE/PRG (22) hebt gedrukt, selecteert u met
de cijfertoetsen (2) het nummer (twee cijfers) van
de sequentie die moet worden aangevuld.
2) Selecteer met de cursortoetsen
,
(23) de
sequentiestap waarvoor een nieuwe stap moet
worden toegevoegd.
3) Druk op de toets INSERT (25). Op het display
verschijnt nu “Seq xx St xxx _ _ / _ _”.
Indien een sequentie reeds het maximale
aantal stappen bevat dat voor dit sequentietype
mogelijk is, dan kunt u geen bijkomende stap
meer toevoegen. Op het display verschijnt de
melding “Seq xx is full!
"
ESC”. Om een andere
sequentie te selecteren of de sequentieprogram-
meermodus te verlaten drukt u een overeenkom-
stig aantal keren op de toets ESC/SETUP (21).
4) Voor het invoeren van bank-, scènenummer en
evt. mengtijd voor de nieuwe stap volgt u de bedie-
ningsstappen 3) tot 5) van het hoofdstuk 7.1.2.
5) Om bijkomende sequentiestappen in te voegen,
herhaalt u bedieningsstappen 2) tot 4).
6) Om de sequentieprogrammeermodus te beëindi-
gen, drukt u enkele keren op de toets ESC/SET-
UP, of om naar de sequentieweergavemodus te
gaan, drukt u op de toets SEQUENCE.
7.1.5 Een sequentiestap wissen
1) Nadat u op de toetsen SEQUENCE (26) en
STORE/PRG (22) hebt gedrukt, selecteert u met
de cijfertoetsen (2) het nummer (twee cijfers) van
de sequentie waar stappen moeten worden uit-
gewist.
2) Selecteer met de cursortoetsen
,
(23) de te
wissen sequentiestappen.
3) Druk op de toets DELETE (24). Op het display
verschijnt de vraag “Remove Step?”.
4) Bevestig het wissen met de toets 12/YES of
breek af met de toets 11/NO. Na het wissen schui-
ven de stappen erna overeenkomstig op. Indien
de gewiste stap de enige van de sequentie was,
dan wordt weergegeven dat deze weer vrij is:
“Seq xx is blank!”. U kunt direct met het program-
meren van een nieuwe sequentie beginnen – zie
hiervoor hoofdstuk 7.1.2 vanaf bedieningsstap 2).
5) Herhaal de bedieningsstappen 2) tot 4) om bijko-
mende sequentiestappen te wissen.
6) Om de sequentieprogrammeermodus te beëindi-
gen, drukt u enkele keren op de toets ESC/SET-
UP, of om naar de sequentieweergavemodus te
gaan, drukt u op de toets SEQUENCE.
7.2 Een scènesequentie starten
1) Druk op de toets SEQUENCE (26). Naast de
toets licht de groene LED RUN op en op het dis-
play verschijnt “Seq _ _”, “Select Sequence”. Zorg
dat het configuratiemenu niet is opgeroepen [druk
op de toets ESC/SETUP (21) om het te verlaten]
of dat de hold-modus niet is geactiveerd [druk op
de toets HOLD (3) om deze uit te schakelen].
2) Voer het tweecijferige sequentienummer recht-
streeks in met de cijfertoetsen (2), b.v. voor se-
quentie 5 de toetsen 0 en 5 (het onderste op-
schrift van de toetsen is geldig). Op het display
verschijnen de gegevens over de geselecteerde
sequentie:
“Seq xx is blank!”, wanneer het om een vrij (niet
geprogrammeerd) sequentienummer gaat
of b.v. “Seq11 014St +CFT” voor het Sequentie-
nummer 11, dat momenteel uit 14 stappen
(Steps) met telkens een eigen mengtijd (Cross-
fadingtime) bestaat.
Ga bij foutieve invoer met de toets ESC/SET-
UP (21) een bedieningsstap terug en voer het
nummer opnieuw in.
3) Bij sequenties, waarbij de mengtijden mee wer-
den opgeslagen (melding “+CFT”), is de regelaar
C.F. TIME (7) tijdens het afspelen zonder functie.
Bij sequenties van het andere type (“+CFT”
wordt niet weergegeven) stelt u de mengtijd tus-
sen de stappen van de sequentie in met de rege-
laar C.F. TIME (stand MAN, zie hoofdstuk 7.2.1).
Dit kan vóór het begin van een sequentie, maar
ook tijdens de weergave.
4) De gele ritme-LED boven de toets TAP SPEED
(20) begint te knipperen op het ritme van de scè-
newissel overeenkomstig de instelling van de
regelaar SEQUENCER SPEED (5). Om de af-
speelsnelheid van de sequentie te wijzigen, stelt u
deze regelaar in op de gewenste omlooptijd of
drukt u tweemaal op de toets TAP SPEED voor
een nauwkeuriger invoer: Na de eerste keer druk-
ken, licht de gele ritme-LED op, na de tweede keer
gaat de LED opnieuw uit. De tijd tussen beide
Summary of Contents for DMX-1440
Page 53: ...53 ...