5.2 Opslagmedium aansluiten
en selecteren
1) Voor het afspelen van audiobestanden op een
SD/MMC-kaart steekt u deze in de sleuf SD
MMC CARD (9). Daarbij moet de afgeschuinde
hoek van de kaart naar rechts en naar het ap-
paraat zijn gericht.
2) Voor het afspelen van audiobestanden op een
USB-stick, plugt u deze in de USB-aansluiting
(1).
3) Na het inschakelen selecteert het apparaat
steeds de USB-aansluiting. Daarbij knippert op
het display (2) de melding USB. Als er geen op-
slagmedium is aangesloten, verschijnt de mel-
ding NO USB op het display.
Bij aangesloten USB-geheugen wordt na het
inlezen het aantal tracks (groot getal) en het aan-
tal mappen (klein getal bovenaan) op het display
weergegeven. Bovendien verschijnt de melding
STOP, d.w.z. dat het apparaat in de stopstand is.
4) Voor het omschakelen tussen geheugenkaart
en USB-geheugen drukt u op de toets FUNC
(5). Met deze toets selecteert u ook de in-
gang AUX INPUT (17) voor mp3-opnamen
(
hoofdstuk 5.11). Op het display wordt de
selectie (kort) weergegeven:
USB
= USB-aansluiting
CARD = SD/MMC-kaart
AUX
= ingang AUX INPUT
5.3 De tracks afspelen
1) Start met de toets
[PLAY/PAUSE*] (7) het
afspelen van de eerste track. Om een andere
track te selecteren, zie hoofdstuk 5.4.
Tijdens het afspelen wordt op het display (2)
het tracknummer en de reeds verstreken speel-
tijd van de track (min : sec) weergegeven. Het
kleine getal bovenaan geeft het aantal mappen
aan waarin de track zich bevindt. De tracks
zonder map bevinden zich in de hoofdindex
ROOT die met het nummer 1 wordt aangeduid.
2) Stel met de toetsen VOL (12) het uitgangsni-
veau (geluidsvolume) zo in dat het apparaat dat
op de jacks OUTPUT (16) is aangesloten, opti-
maal wordt uitgestuurd (weergave: VOL 00 …
VOL 30). Bij een te hoog volume vervormt het
signaal, bij een te laat niveau kunnen er sto-
rende geluidssignalen optreden.
3) Om het afspelen te onderbreken, schakelt u
met de toets
[PLAY/PAUSE] naar pauze. De
tijdsweergave knippert. Om het afspelen te her-
vatten, drukt u opnieuw op de toets
[PLAY/
PAUSE].
4) Als er in plaats van de tijdsweergave gegevens
over de track moeten worden aangegeven,
houdt u tijdens het afspelen van een track op
de afstandsbediening de toets FIND (21) 1 se-
conde lang ingedrukt. Op het display verschij-
nen na elkaar volgende gegevens (indien be-
schikbaar):
FILE*
= bestandsnaam
TITLE
= tracknaam
ARTIST = naam van de kunstenaar
ALBUM = naam van het album
* Wordt alleen weergegeven bij het opstarten.
Opmerking: In de pauzemodus wordt op het display
de reeds verstreken speeltijd flikkerend weergege-
ven.
Evenzo kunt u met de toets FIND terug naar de
tijdsweergave schakelen.
5) Om het afspelen te beëindigen, drukt u op de
toets
(6) [STOP*]. De speler stopt en op het
display verschijnt de melding STOP.
5.4 Een track selecteren
5.4.1 Het tracknummer
rechtstreeks selecteren
Met de cijfertoetsen (14) kunt u een track door in-
voeren van het nummer ervan rechtstreeks selec-
teren. Om de track te starten, drukt u vervolgens
op de toets
(7) [PLAY/PAUSE*]. Voorbeelden:
Tracknr. Toetsen
4
4, [PLAY/
PAUSE]
27
2, 7,
135
1, 3, 5,
Opmerking: De tracks worden door het apparaat als
volgt doorgenummerd:
1. alle tracks zonder mappen in de hoofdindex ROOT
2. alle tracks in mappen op de hoofdindex
3. alle tracks in submappen etc.
De nummering van de mappen gebeurt niet in alfabe-
tische volgorde, maar kan met de mapzoekfunctie
(
hoofdstuk 5.4.4) snel worden bepaald. De track-
nummers worden ook bij het alfabetisch zoeken van
tracks op het display weergegeven(
hoofdstuk 5.4.3).
5.4.2 Naar een volgende of vorige track gaan
Om een of meerdere tracks vooruit te gaan of
terug te keren, drukt u even op de toets
[REV*]
resp. [CUE*]
(8).
Toets
[CUE]: naar de volgende track gaan
Toets
[REV]: naar het begin van de geselec-
teerde track terugkeren. Door verschillende keren
op de toets
[REV] te drukken, wordt telkens
een track teruggesprongen.
NL
B
30
*opschrift op de afstandsbediening