5
Bediening
Plaats de uitgangsregelaars ZONE, MASTER en
BOOTH (24, 25, 26) in de minimumstand, alvorens
in te schakelen. Zo vermijdt u inschakelploppen.
Schakel met de POWER-schakelaar (8) het meng-
paneel in. De POWER-LED boven de schakelaar
licht op.
Schakel het mengpaneel na gebruik weer uit met de
POWER-schakelaar.
5.1 Basisinstellingen
5.1.1 Stereo-ingangskanalen 1 – 4
Zet eerst alle regelaars GAIN (1) en equalizers (17)
evenals de balansregelaar (5) in de middelste stand.
Plaats de twee ASSIGN-schakelaars voor de regel-
functie C.F. ASSIGN A en B (18, 20) op “0”.
Om een kanaal uit te sturen:
1) Selecteer met de ingangskeuzeschakelaar (2) van
het kanaal de jacks van de gewenste signaalbron.
2) Stuur een geluidssignaal (b. v. muziekfragment)
naar de ingang.
3) Schuif de regelaar (4) open tot ca.
2
/
3
van de
maximumstand.
4) Om het signaal via de luidsprekers van een aan-
gesloten PA-installatie te beluisteren, draait u de
overeenkomstige uitgangsregelaar – ZONE (24),
MASTER (25) of BOOTH (26) – open. (Het sig-
naal kan ook via een hoofdtelefoon worden belui-
sterd – zie daarvoor hoofdstuk. 5.4).
5) De kanaal-VU-LED (3) geeft het signaalniveau
vóór de kanaalregelaar (pre-fader-kanaal) aan.
Stuur de ingang met de regelaar GAIN (1) van
het kanaal optimaal uit aan de hand van de
niveauweergave: Een optimale uitsturing is be-
reikt, wanneer er bij gemiddeld luide passages
waarden in het bereik van 0 dB worden weerge-
geven. Indien de rode +9-dB-LED oplicht, is het
kanaal overstuurd. Indien nodig, kan de regelaar
GAIN ook helemaal in de stand MIN resp. MAX
worden gedraaid.
6) Stel dan met de drie equalizers (17) van het ka-
naal de gewenste klank in. Door de regelaars te
verplaatsen, kunt u de hoge tonen (HIGH), de
middentonen (MID) en de lage tonen (LOW) ver-
sterken (met max. 15 dB) resp. dempen (met
max. 30 dB). In de middelste stand wordt de fre-
quentie van het signaal niet beïnvloed.
Eventueel moet u na regeling van de klank het
kanaalniveau nogmaals corrigeren met de rege-
laar GAIN.
5.1.2 Microfoonkanalen
Om een microfoonkanaal uit te sturen, moet u eerst
de regelaar GAIN (11) en de equalizer (12) van het
kanaal in de middelste stand zetten, en de schake-
laar PAD (10) van het kanaal in de bovenste stand.
1) Druk op de toets MIC ON (14) van het kanaal om
de microfoon in te schakelen (de LED boven de
toets licht op).
2) Draai de niveauregelaar LEVEL (13) van het ka-
naal en de regelaar MASTER (25) open tot ca.
2
/
3
van de maximumstand.
3) Spreek in de microfoon. Stel de regelaar GAIN
(11) van het kanaal zo in dat de stereo-VU-LED
(6) waarden in het bereik van 0 dB weergeeft (u
kunt de regelaar evt. ook helemaal dicht of open
draaien).
Indien er een akoestische terugkoppeling
(luide fluittoon) optreedt of indien het ingangsni-
veau ook bij dichtgedraaide regelaar GAIN nog te
hoog is, schuif dan de schakelaar PAD (10) van
het kanaal volledig naar beneden: Het ingangsni-
veau wordt in dat geval met 15 dB gedempt.
4) Stel de klank in met de 3-bandse equalizer (12)
van het kanaal: u kunt de hoge tonen (HIGH),
middentonen (MID) en lage tonen (LOW) met
max. 12 dB versterken of dempen. Corrigeer
daarna eventueel het kanaalniveau met behulp
van de regelaar GAIN.
5) Druk op de toets AUTO TALK (15) voor een
betere verstaanbaarheid van de aankondigingen
via de DJ-microfoon terwijl de muziek blijft spe-
len: bij ingedrukte toets (LED erboven licht op)
worden de niveaus van de stereokanalen 1 – 4 tij-
dens aankondigingen via de DJ-microfoon auto-
matisch met 16 dB gedempt. Om de functie uit te
zetten, schakelt u de toets opnieuw uit.
5.1.3 Uitgangskanalen
Het uitgangssignaal wordt naar de regelbare uitgan-
gen MASTER (30), BOOTH (31) en ZONE (32) ge-
stuurd evenals naar de opname-uitgang REC (33) –
zonder niveauregelaar.
1) De stereo-VU-LED (6) geeft het niveau van het
signaal naar de uitgangen MASTER aan. Stuur
het niveau met de regelaar MASTER (25) opti-
maal uit aan de hand van de niveauweergave. In
principe wordt een optimale uitsturing bereikt,
wanneer de niveauweergave waarden in het be-
reik van 0 dB aanduidt. Indien het uitgangsniveau
voor het nageschakelde apparaat echter te hoog
of te laag is, dan moet het signaal overeenkom-
stig lager of hoger worden uitgestuurd.
2) Stel met de regelaar BOOTH (26) het gewenste
signaalniveau voor de uitgang BOOTH in.
3) Stel met de regelaar ZONE (24) het gewenste
signaalniveau voor de uitgang ZONE in.
4) Stel met de balansregelaar BAL (5) de balans
voor de uitgangen MASTER, BOOTH en ZONE
in.
5) U kunt het opnamesignaal op de uitgang REC via
de hoofdtelefoon beluisteren – zie hiervoor
hoofdstuk 5.4. Het wordt niet beïnvloed door de
regelaars MASTER, BOOTH en ZONE (sig-
naalafnamepunt ligt vóór de uitgangsregelaars).
Opgelet! Stel het volume van de geluidsinstallatie
en dat van de hoofdtelefoon nooit zeer hoog in.
Langdurige blootstelling aan hoge volumes kan het
gehoor beschadigen! Het gehoor raakt aangepast
aan hoge volumes die na een tijdje niet meer zo
hoog lijken. Verhoog daarom het volume niet nog
meer, nadat u er gewoon aan bent geraakt.
5
Utilización
Antes de conectar la mesa de mezcla, ponga los
reglajes de salida ZONE, MASTER y BOOTH (24,
25, 26) en el mínimo para evitar todo ruido fuerte
durante la conexión. Conecte la mesa de mezcla
con el interruptor POWER (8), el testigo de funcio-
namiento encima del interruptor brilla.
Después del funcionamiento, desconecte de nuevo
la mesa de mezcla con el interruptor POWER.
5.1 Regales de base
5.1.1 Canales de entrada estéreo 1 – 4
Antes de todo, gire todos los reglajes de ganancia
(1), los ecualizadores (17) y el potenciómetro de
reglaje de balance (5) en la posición mediana.
Ponga en la posición “0” los dos interruptores de
atribución para la función de fundido C.F. ASSIGN A
y B (18, 20).
Para controlar un canal:
1) Con el selector de entrada (2) del canal, selec-
cione las tomas de la fuente de señal deseada.
2) Aplique una señal audio a la entrada (por ejem-
plo parte de una canción).
3) Pulse el fader (4) del canal a
2
/
3
más o menos del
máximo.
4) Para efectuar una escucha de la señal vía los
altavoces de la instalación de sonorización co-
nectada, gire el reglaje de salida respectivo –
ZONE (24), MASTER (25), o BOOTH (26) – (la
señal puede también escucharse vía un auricu-
lar, vea capítulo 5.4).
5) El VU-metro del canal (3) indica el nivel de señal
antes del fader del canal (nivel pre fader). Según
las indicaciones del VU-metro, controle el nivel
de la entrada con el reglaje de ganancia (1) del
canal: el nivel es óptimo si para volúmenes me-
dios, aparezcan valores en la zona 0 dB. Si el
LED rojo +9 dB brilla, el canal está en sobre-
carga. Si es necesario, gire el potenciómetro de
ganancia totalmente en la posición MIN o en
MAX.
6) Con los tres ecualizadores (17) del canal, regule
la imagen sonora deseada. Regulando los poten-
ciómetros, puede aumentar los agudos (HIGH),
medios (MID) y graves (LOW) [hasta 15 dB] o
disminuirlos (hasta 30 dB máximo). Si los poten-
ciómetros están en posición mediana, no hay
modificaciones de la respuesta de frecuencia.
Una vez el reglaje efectuado, reajuste si es
necesario el nivel del canal con el reglaje de
ganancia.
5.1.2 Canales micro
Para regular un canal micro, ponga antes de todo el
reglaje de ganancia (11) y los ecualizadores (12) del
canal en la posición mediana y ponga el interruptor
PAD (10) del canal en la posición superior.
1) Para conectar el micro, pulse la tecla MIC ON
(14) del canal (el LED encima de la tecla brilla).
2) Gire el potenciómetro de reglaje de nivel LEVEL
(13) del canal y el reglaje master (25) a
2
/
3
más o
menos del máximo.
3) Hable en el micro. Regule el potenciómetro de
reglaje de ganancia (11) del canal de manera que
en el VU-metro estéreo (6) aparezcan valores de
la zona 0 dB (si es necesario, el reglaje puede
estar totalmente abierto o cerrado).
En caso de reacción acústico (silbato agudo),
o si el nivel de entrada del micro está demasiado
elevado mismo si el reglaje de ganancia está ce-
rrado, ponga el interruptor PAD (10) del canal en
la posición inferior: el nivel de entrada disminuye
entonces de 15 dB.
4) Con el ecualizador 3 vías (12) del canal, regule la
tonalidad: los agudos (HIGH), los medios (MID) y
los graves (LOW) pueden aumentar o disminuir
hasta 12 dB máximo. Si es necesario, corrija ulte-
riormente el nivel del canal con el potenciómetro
de reglaje de ganancia.
5) Para una mejor comprensión de un anuncio
durante un programa de música en curso, la fun-
ción Talkover puede activarse para el micro DJ,
con la tecla AUTO TALK (15); si la tecla está
pulsada (el LED encima brilla), los niveles de los
canales estéreo 1 – 4 disminuyen automática-
mente de 16 dB durante el anuncio vía el micro
DJ. Para desactivar la función, desencaje de
nuevo la tecla.
5.1.3 Canales de salida
La señal de salida está disponible en las salidas
regulables MASTER (30), BOOTH (31) y ZONE (32)
y también en la salida de grabación REC (33) – sin
control de nivel individual.
1) El VU metro estéreo (6) indica el nivel de señal
en las salidas MASTER. Según las indicaciones
del VU metro, regule de manera óptima el nivel
con el reglaje MASTER (25). Generalmente, el
nivel es óptimo cuando el VU metro indica valo-
res en la zona 0 dB. Si el nivel de salida es
demasiado bajo o demasiado elevado para el
aparato siguiente, debe regular el nivel de señal
más fuerte o más bajo, en consecuencia.
2) Con el reglaje BOOTH (26), regule el nivel de
señal para salida BOOTH.
3) Con el reglaje ZONE (24), regule el nivel de
señal deseado para la salida ZONE.
4) Con el reglaje de balance BAL (5), regule el
balance para las salidas MASTER, BOOTH,
ZONE.
5) La señal de grabación en la salida REC puede
escucharse vía un auricular – vea capítulo 5.4.
La señal no está influenciada por los reglajes
MASTER, BOOTH y ZONE (punto de toma de la
señal antes de los reglajes de salida).
¡Atención! No regule el volumen del sistema
audio y del auricular demasiado fuerte. Un volu-
men demasiado elevado puede a lo largo del
tiempo, provocar problemas de audición. La oreja
humana se acostumbra a volúmenes fuertes y
acaba por no percibirlos como tal al cabo de un
tiempo. Le aconsejamos entonces, regular el volu-
men y de no modificarlo más.
14
E
NL
B