te sluiten zone. De draad moet een doorlopende lus vormen. In de hoeken,moet men geleidelijke
bochten vormen met een straal van minimum 1 meter. Hierdoor bekomt men een constant sig-
naalveld.
2. Indien u meer draad gebruikt dan origineel geleverd met uw
systeem, gebruikdan waterdichte draadsplitsen om een
waterdichte verbinding tussen de draden te bekomen.
Gebruik enkel de geleverde splitsen of een gelijkaardig type.
Gebruik geen elektrische isolatieband of getwijnde draadmo-
eren. Deze kunnen een intermitterend signaal veroorzaken of
het systeem uitschakelen.
3. Ga verder langs de perimeter tot u terug aan het begin van de
lus komt.
4. Snij de draad door.
STAP 7.
VERBIND DE DRAAD MET DE ZENDER
De draad van de omheining naar de zender moet getwist zijn om het signaal uit te wissen. Hierdoor kan de hond
de zone passeren zonder een correctie te ontvangen. Men vermijdt ook mogelijke interferentie van elektrische
draden, enz.
1.
Meet de afstand van de zender naar de rand van de omheining.
2.
Vermits getwiste draad een kortere lengte heeft, vermenigvuldig de afstand met 1,5.
3.
Meet en snijd twee stukken draad af met de hierboven gemeten lengte.
4.
Houd de twee draadeinden naast elkaar en draai ze te samen. De draden kunnen manueel of
met een elektrische boormachine getwist worden tot de getwiste delen 6 tot 12
cm apart zijn. Een strak getwiste draad wist het signaal beter uit.
5.
Steek een eind van één van de getwiste draden in een gat van een splits. Strip
de draad NIET vooraleer de draad in de gaten te steken. Steek een van de
draden in één van de andere gaten van de splits. Nijp het bovenste zwarte deel
van de splits dicht met een tang.
6.
Herhaal Stap 5 voor het andere eind van de getwijnde draad en het ander eind
van de perimeterdraad. Een gat van de splits wordt niet gebruikt.
7.
Haal de getwiste draden door de bestaande opening of het geboorde gat om de
verbinding met de zender te maken.
8.
Strip ongeveer 1 cm isolatie af op het einde van elke getwiste draad.
9.
Steek de draden in de aansluitklemmen van de zender.
10. Steek de adapter in een standaard 220-volt stopcontact.
11. Verbindt de adapter met de voedingspoort van de zender.
STAP 8.
VERIFIEER DAT DE ZENDER BEHOORLIJK WERKT
Om na te gaan dat de zender behoorlijk werkt kijk naar het rode lampje op de zender. Een
continu rood licht duidt aan dat de zender gevoed wordt, beide draden aangesloten zijn, en de
draad een ononderbroken lus vormt. Het zenderlampje geeft enkel aan dat er continuïteit bestaat.
Als het rode lichtje niet brandt, wil dit zeggen dat één of beide draden niet juist aangesloten zijn; beide draden
zijn aangesloten maar de draad is onderbroken; de zender functioneert niet; of de voeding is uitgeschakeld.
Corrigeer het probleem en test opnieuw.
19
zender in de garage
draad
Getwiste
draad naar
zender
installatiediagrammen
Wire
Gel-filled
capsule
Wire nut
Wire