7
8.2 Bedrading bij uitlevering
De MX-standaard
Er zijn drie lussen gemonteerd op de klemmenstrook van de besturing. Voor
het aansluiten van regelapparatuur kan het nodig zijn om één of meerdere
lussen te verwijderen. Raadpleeg hiervoor de van toepassing zijnde schema’s
in de
Bijlagen
.
• Met lus 1 wordt de +10V verbonden met de eerste klem van het vrijgave-
contact.
• Met lus 2 wordt de GND verbonden met de tweede klem van het vrijgave-
contact.
• Met lus 3 wordt de +10V verbonden met de Esoll van de 0-10V stu-
uringang.
Via lus 1 en lus 2 staat er spanning op het vrijgavecontact. Via lus 3 staat er
10V op de E
soll
van de 0-10V stuuringang. De ventilator zal daarom na het
aansluiten draaien op de maximale capaciteit.
De MX-ZMV
Er zijn twee lussen gemonteerd op de klemmenstrook van de besturing. Voor
het aansluiten van regelapparatuur kan het nodig zijn om één of meerdere
lussen te verwijderen. Raadpleeg hiervoor de van toepassing zijnde schema’s
in de
Bijlagen
.
• Met lus 1 wordt de +10V verbonden met de eerste klem van het vrijgave-
contact.
• Met lus 2 wordt de GND verbonden met de tweede klem van het vrijgave-
contact.
Via lus 1 en lus 2 staat er spanning op het vrijgave contact. De ventilator zal
daarom na het aansluiten draaien op een zodanig toerental dat de ingestelde
druk wordt gerealiseerd. In niet gemonteerde toestand (vrij aanzuigend) kan de
ventilator geen druk opbouwen en draait op maximale capaciteit.
☞
Deze grafieken zijn alleen van toepassing als de instelling van de maxi-
mum en minimum capaciteit niet is gewijzigd.
Met de control unit VU of de laptop/PC kunnen minimum en maximum
capaciteit worden gewijzigd. Dit betekent dat de grafiek van de ventilator
veranderd.
Voorbeeld
in. capaciteit 50% en Max. capaciteit 70% betekent 50% bij 0V en 70% bij
10V op de 0-10V stuuringang.
8.3 Relatie tussen toerental en spanning op 0-10V stuuringang
Bij het aansluiten van regelaars wordt het toerental van de MX geregeld door
de spanning te variëren op de 0-10V stuuringang. Door het meten van de
spanning tussen de klemmen GND en de 0-10 stuuringang, kan het toerental
van de ventilator worden afgeleid uit één van onderstaande grafieken. De
spanning kan zowel op de MX (twee klemmen van de 0-10V stuuringang) als
op de aangesloten schakelaar/regelaar worden gemeten.
Inregelvoorbeeld
Wilt u een MX 20/10 inregelen op twee toerentallen met de SAG 0-2: 750rpm
en 1000rpm, volg dan onderstaand voorbeeld op.
• Draai de schakelaar in stand ‘1’.
• Verdraai de potmeter n1 totdat de spanning tussen de klemmen GND en
Esoll 3,8V is. Dit komt overeen met 750rpm, zie onderstaande karakter-
istiek van de MX 20/10.
• Draai nu de schakelaar in stand ‘2’. Verdraai nu potmeter n2 totdat 5,5V
gemeten wordt, overeenkomend met 1000rpm.
De ventilator wordt aangesloten overeenkomstig het van toepassing zijnde
schema.
☞
Er kunnen meerdere schema’s tegelijkertijd van toepassing zijn.
Bijvoorbeeld: een MX-ZMV kan opgenomen zijn in een netwerk en
tegelijkertijd verbonden zijn met een DNG 31.
SAG 0-2
n
2
n
1
+ 10V
EN
E
soll
GND
2000
1500
1000
500
0
0
2
4
6
8
10
E
soll
- GND (V)
0
25
50
75
100
V
3.8
5.5
toerental (min
-1
)
capaciteit (%)
toerental (min
-1
)
2000
1500
1000
500
0
0
2
4
6
8
10
Esoll - GND (V)
2000
1500
1000
500
0
0
2
4
6
8
10
Esoll - GND (V)
2000
1500
1000
500
0
0
2
4
6
8
10
Esoll - GND (V)
0
30
50
75
100
0
25
50
75
100
capaciteit (%)
toerental (min
-1
)
capaciteit (%)
toerental (min
-1
)
capaciteit (%)
toerental (min
-1
)
capaciteit (%)
0
25
50
75
100
2000
1500
1000
500
0
0
2
4
6
8
10
Esoll - GND (V)
0
25
50
75
100
0
10
50%
Capaciteit (%)
70%
2
4
6
8
0
Esoll - GND (V)
Nederlands