BEDIENINGSELEMENTEN 3
NL-9
E. Afstelling van bestuurdersstoel
Trek aan de hendel en houd hem omhoog terwijl u de
bestuurdersstoel vooruit of achteruit bijstelt.
F.
Stuurwiel
Hiermee wordt de machine gestuurd. Lees de veilige
praktijken die aan het begin van deze handleiding
worden beschreven en volg ze op voordat u de tractor
gebruikt.
G. Hendel van motorkap
Maak de sluitingen (I) los en trek aan de hendel om
de motorkap te openen zodat u bij de accu's kunt.
H. Stuurkantelhendel
Druk de hendel omlaag om de stuurkolom vrij te
maken. De stuurkolom heeft drie standen. Breng de
stuurkolom omhoog of omlaag naar de gewenste
stand. Laat de hendel los om de stuurkolom op zijn
plaats te vergrendelen.
A
B
C
D
K
L
M
N
P
O
E
F
G
H
A. Parkeerrem
B. Bedrijfsrem
C. Vooruitrijpedaal
D. Achteruitrijpedaal
E. Afstelling van bestuur-
dersstoel
F.
Stuurwiel
G. Hendel van motorkap
H. Kantelbare stuurkolom
I.
Sluitingen van motorkap
J.
Zekeringen
K. Acculichtje
L. Lichtschakelaar
M. Harkschakelaar
N. Rijsnelheidsschakelaar
O. Stroomschakelaar
P.
Meterdisplay
Q. Accuconnector
Figuur 3A
I
J
NAAR
ACCU
NAAR
TRACTOR
TR002
TR003
Q
OPGELET:
Stel de stuurinrichting nooit bij
terwijl de tractor rijdt. Stop de machine en
schakel de parkeerrem in voordat u gaat bij-
stellen.
!