BEDIENING 5
NL-13
5.3
BEDIENINGSPROCEDURES _________________________________________________
1.
Onder geen enkele omstandigheid mag de machine
worden gestart zonder dat de bediener op de
bestuurdersplaats zit.
2.
De tractor of de aanzetstukken mogen niet worden
bediend wanneer sprake is van losse, beschadigde
of ontbrekende onderdelen. Waar mogelijk dient het
gras droog te worden gemaaid.
3.
Maai eerst een proefgebied om vertrouwd te raken
met de werking van de tractor en de bedienings- en
besturingsinrichting
.
De kooien mogen nooit worden bediend tenzij ze
gras maaien, aangezien er zich anders warmte
ontwikkelt tussen het ondermes en de kooi waarvan
een beschadigde snijrand het gevolg is.
4.
Bekijk het werkgebied aandachtig om de beste en
veiligste bedieningsprocedure te kunnen bepalen.
Hiertoe behoren de hoogte van het gras, het type
terrein en de conditie van het oppervlak. Iedere
conditie vereist zijn eigen specifieke afstellingen of
voorzorgsmaatregelen
. Gebruik uitsluitend
accessoires en aanzetstukken die zijn goedgekeurd
door Textron Turf, Golf & Specialty Products.
5.
Knipsels mogen nooit in de richting van omstanders
worden uitgeworpen, noch dient iemand zich in de
buurt van de machine te bevinden zolang deze
operationeel is. De eigenaar/bediener is verant-
woordelijk voor lichamelijk letsel van omstanders en/
of schade aan hun eigendommen
.
6.
Wees voorzichtig tijdens het maaien in de nabijheid
van grindoppervlakken (rijwegen, parkeerplaatsen,
karrensporen enz.). Door aanzetstukken
weggeworpen stenen kunnen ernstig letsel
toebrengen aan omstanders en/of de machine
beschadigen
.
7.
Zet de kooischakelaar altijd uit om de messen te
stoppen wanneer niet wordt gemaaid.
8.
Schakel de aandrijfmotors uit en breng de kooien
omhoog tijdens het oversteken van paden of wegen
en let goed op het langskomend verkeer
.
9.
De machine moet onmiddellijk worden gestopt en op
beschadiging worden geïnspecteerd na het raken
van een obstakel of wanneer sprake is van
abnormale trilling. Iedere noodzakelijk reparatie moet
worden uitgevoerd voordat het werk wordt hervat
.
10. Op hellingen dient de snelheid te worden
verminderd en extra voorzichtigheid in acht te
worden genomen: lees sectie 5.7. Dit geldt met
name voor scherpe dalingen.
11. Kijk goed naar alle kanten (ook onder de machine)
voordat u achteruitrijdt om er zeker van te zijn dat
de weg vrij is. Neem u in acht tijdens het naderen
van blinde hoeken, struiken, bomen of andere
objecten die het uitzicht kunnen belemmeren.
12. Gebruik nooit uw handen om maaieenheden te
reinigen. Grasknipsel dient met een borstel van de
messen te worden verwijderd. Deze zijn namelijk
bijzonder scherp en kunnen ernstige verwondingen
veroorzaken.
VOORZICHTIG
Om lichamelijk letsel te helpen voorkomen dient een veiligheidsbril te worden dragen, evenals leren werkschoenen
of laarzen, een helm en oorbescherming.
!
VOORZICHTIG
Voordat met maaien wordt begonnen, dienen alle
voorwerpen en afval zoals stenen, speelgoed, draad
enz. die door de machine kunnen worden
weggeworpen, te worden opgeruimd. Werk altijd met
snelheden waarbij u volledige controle over de
maaimachine behoudt.
!
WAARSCHUWING
Om lichamelijk letsel te voorkomen dienen,
alvorens te beginnen met het schoonmaken,
bijstellen of repareren van deze machine, altijd
eerst alle aandrijvingen te worden uitgeschakeld
en de aanzetstukken op de grond te worden
neergelaten. Verder moet de motor worden
stilgezet en de contactsleutel verwijderd.
!
Summary of Contents for Super LF 1880 67923
Page 17: ...NOTES 6 GB 17 6 NOTES ...
Page 18: ...6 NOTES GB 18 ...
Page 19: ......
Page 35: ...REMARQUES 6 F 17 6 REMARQUES ...
Page 36: ...6 REMARQUES F 18 ...
Page 37: ......
Page 54: ...6 NOTITIES NL 18 6 NOTITIES ...
Page 55: ......
Page 72: ...6 ANMERKUNGEN D 18 6 ANMERKUNGEN ...
Page 73: ......
Page 89: ...NOTE 6 I 17 6 NOTE ...
Page 90: ...6 NOTE I 18 ...
Page 91: ......