BEDIENING 5
NL-17
5.10 DAGELIJKS ONDERHOUD __________________________________________________
Belangrijk:
Voor meer gedetailleerde
onderhoudsinformatie, bijstellingen en onderhouds- en
smeerschema’s, wordt u verwezen naar de Onderdelen-
en Onderhoudshandleiding.
1.
Parkeer de tractor op een effen, horizontaal
oppervlak. Laat de aanzetstukken geheel neer op de
grond, trek de parkeerrem aan, zet de motor stil en
verwijder de contactsleutel.
2.
Vet en smeer alle punten waar dit nodig is. Om
brand te voorkomen dienen de maaieenheden en
de tractor na ieder gebruik te worden gewassen.
a.
Gebruik uitsluitend vers leidingwater voor het
schoonmaken van machine en toebehoren.
N.B.: Het is bekend dat gebruik van zout water of
ander water dat niet uit de kraan komt roest en
corrosie van metalen delen bevordert, wat resulteert
in voortijdige achteruitgang of defecten. Bescha-
diging van deze aard wordt niet gedekt door de
fabrieksgarantie.
b.
Gebruik geen hogedrukspuit.
c.
Spuit geen water rechtstreeks op het
instrumentenpaneel of elektrische componenten.
d.
Spuit geen water in de koelluchtinlaat of de
motorluchtinlaat.
N.B.: Een warme op lopende motor mag niet
worden gewassen. Gebruik perslucht om de motor
en radiateurvinnen te reinigen.
BRANDSTOF
Vul de brandstoftank van de tractor aan het einde van
elke werkdag bij tot aan de markering VOL op de
brandstofmeter.
Gebruik schone, verse #2 dieselolie met een
minimum cetaangetal van 45.
Hanteer brandstof met zorg gezien de grote
brandbaarheid ervan. Gebruik een goedgekeurde
brandstofhouder waarvan de schenktuit in de vulhals
past. Gebruik geen blikken of trechters om de brandstof
over te gieten.
•
Bewaar brandstof overeenkomstig plaatselijke
voorschriften en de aanbevelingen van uw
brandstofleverancier.
•
De tank mag nooit worden overvuld of geheel leeg
raken
.
HYDRAULISCH SLANG, OLIE EN FILTER
1.
Inspecteer de hydraulische slangen en leidingen
dagelijks. Let vooral op natte slangen en olievlekken.
Beschadigde slangen en leidingen moeten worden
vervangen voordat de machine wordt gebruikt.
2.
Controleer de motorolie en hydrauliekolie aan het
begin van iedere werkdag voordat de motor wordt
gestart. Als het oliepeil te laag is, verwijder dan de
olievuldop en giet de vereiste hoeveelheid bij. Nooit
overvullen.
WAARSCHUWING
Zolang de motor loopt of nog warm is, mag de
brandstofdop nooit van de tank worden verwijderd of
brandstof worden bijgevuld.
TIjdens het hanteren van brandstof mag niet worden
gerookt. De tank mag nooit in een overdekte ruimte
worden gevuld of afgetapt.
Mors geen brandstof. Waar dit wel gebeurt, dient het
gemorste onmiddellijk zorgvuldig te worden
opgenomen.
Brandstofhouders mogen nooit worden gehanteerd
nabij een open vlam of enig apparaat dat vonken kan
afgeven waardoor de brandstof of dampen ervan
kunnen ontsteken.
Controleer of de brandstofdop weer is bevestigd en
stevig is aangedraaid.
WAARSCHUWING
Om ernstig lichamelijk letsel als gevolg van hete
hogedrukolie te voorkomen mogen nooit de
handen worden gebruikt om te controleren of
sprake is van olielekken. Papier of karton is
hiervoor het aangewezen middel.
Onder druk ontsnappende hydraulische vloeistof
kan voldoende krachtig zijn om de huid te
penetreren. Waar dit gebeurt moet de olie binnen
enkele uren chirurgisch worden verwijderd door
een dokter die vertrouwd is met deze vorm van
verwonding, aangezien gangreen hier anders het
gevolg van kan zijn.
!
!
Summary of Contents for Super LF 1880 67923
Page 17: ...NOTES 6 GB 17 6 NOTES ...
Page 18: ...6 NOTES GB 18 ...
Page 19: ......
Page 35: ...REMARQUES 6 F 17 6 REMARQUES ...
Page 36: ...6 REMARQUES F 18 ...
Page 37: ......
Page 54: ...6 NOTITIES NL 18 6 NOTITIES ...
Page 55: ......
Page 72: ...6 ANMERKUNGEN D 18 6 ANMERKUNGEN ...
Page 73: ......
Page 89: ...NOTE 6 I 17 6 NOTE ...
Page 90: ...6 NOTE I 18 ...
Page 91: ......