ONDERHOUD
•
Maak bougie los en laat de motoruitlaat afkoelen.
•
Zet de machine op zijn kant met de uitlaat
omhoog.
1.
Verwijder de restanten gras onder het dek met
een borstel
(W1).
2.
Verwijder restanten gras uit alle luchtinlaten, de
grasuitworp en de grasopvangbak
(W2)
met
gebruik van een zachte borstel.
3.
Wrijf met een droge doek het oppervlak van uw
maaimachine af.
REINIGEN
BELANGRIJK
Reinig uw maaimachine nooit met water. Gebruik ook geen chemische middelen, inclusief benzine, of
oplosmiddelen - deze kunnen de belangrijke plastic onderdelen aantasten.
SNIJMECHANISME
Wees altijd uiterst voorzichtig met het mes - de scherpe randen kunnen letsel veroorzaken. DRAAG
HANDSCHOENEN. Ongeacht van de conditie, dient het metalen mes na 50 gebruiksuren - of 2 jaar,
afhankelijk van welke u het eerste bereikt - te worden vervangen. Als het mes is gebarsten of
beschadigd, dient dit te worden vervangen door een nieuw snijblad.
Het mes verwijderen
•
Maak bougie los en laat de motoruitlaat afkoelen.
•
Zet de machine op zijn kant met de uitlaat
omhoog.
1.
Draai de bout van het mes linksom los met een
steeksleutel
(X1).
2.
Verwijder de mesbout, het bladmes en de
sluitring
(X2)
.
3.
Controleer de onderdelen op beschadiging, en
reinig ze indien noodzakelijk.
Het mes aanbrengen
1.
Breng het mes aan zodat de scherpe randen van
de machine af wijzen.
2.
Plaats de mesbout door de sluitring terug, er
daarbij op lettend dat de zijde op de sluitring die
voorzien is van een ‘O’ van het mes weg is
gericht
(X2)
.
3.
Houd het geheel goed vast en draai de bout met
een steeksleutel stevig aan. Draai de bout echter
niet te vast.
Let op
Als u een SRK-model hebt, dienen beide bouten van het snijblad te worden verwijderd.
(X3)
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN VOOR GEBRUIK VAN DE BATTERIJ
(ALLEEN VOOR MODELLEN DIE MET EEN SLEUTEL GESTART WORDEN)
Veiligheidsprocedure voor het opladen van de
batterij
1.
Controleer de kabel van de lader regelmatig op
tekenen van beschadiging of slijtage.
2.
Gebruik de grasmaaier nooit als de kabel van de
lader niet in goede staat verkeert.
3.
Probeer nooit andere producten op te laden met
de lader van dit apparaat.
4.
Probeer deze accu nooit op te laden met de
lader van een ander apparaat.
5.
De accu moet op een veilige plaats worden
opgeladen, waar niemand op de apparatuur kan
staan of erover kan struikelen.
6.
De ruimte dient goed geventileerd te zijn.
7.
Tijdens het opladen wordt de lader warm. Dit is
normaal en duidt erop dat de lader goed werkt.
8.
Tijdens het opladen mogen de accu en de lader
niet worden afgedekt.
9.
Zorg, dat de lader noch de accu worden
blootgesteld aan vocht.
10.
Vermijd extreme temperaturen.
11.
De lader werkt niet in temperaturen onder het
vriespunt of boven 40
∞
C.
12.
Veroorzaak geen kortsluiting tussen de
accupolen.
Algemene richtlijnen voor laadbare accu’s
1.
Laadtijd bedraagt 24 uur.
2.
Bij normaal gebruik wordt de accu opgeladen
door de motor.
3.
Om de accu in optimale conditie te houden, dient
deze minstens één keer per 6 maanden te
worden opgeladen.
4.
Als de accu minder vaak wordt opgeladen, kan
dit de levensduur nadelig beinvloeden.
5.
Bescherm de voedingskabel. De accu mag nooit
aan de elektrische kabel worden opgetild of
gedragen.
6.
Een oude accu die snel leegraakt nadat deze
gedurende 24 uur is opgeladen, moet
waarschijnlijk worden vervangen.
7.
Probeer nooit de kast van de batterij te openen.
8.
Reinig de accu uitsluitend met een zachte droge
doek.
9.
Reinig de accu nooit met een vochtige doek of
met brandbare vloeistoffen zoals benzine, witte
spiritus, oplosmiddelen, enz.
10.
Gooi oude accu’s op juiste en veilige wijze weg.
NEDERLANDS - 6