71
PROBLEEM
OORZAAK
OPLOSSING
Wil niet starten
1. De afsluitklep van de brandstoftank (als
hij zo is uitgevoerd) in “OFF” zetten.
1. Draai de afsluitkep van de brandstoftank naar “OPEN”.
2. De veiligheidscontactsleutel zit niet
in het contact.
2. Steek de veiligheidscontactsleutel in het contact.
3. Brandstof is op.
3. Hervul de brandstoftank.
4. Het gaspedaal staat op “STOP” (of
de OP/VAN schakelaar op “OFF”).
4. Zet het gaspedaal op “FAST” (of zet de OP/VAN schakelaar op
“ON”).
5. Choke staat op “OFF”.
5. Zet de choke op “FULL”.
6. Het ontstekingspatroon is niet inge-
drukt.
6. Maak contact zoals aangegeven in het gedeelte Gebruik van deze
handleiding.
7. Motor is ‘verzopen’.
7. Wacht een paar minuten voor u herstart, maak GEEN contact het
ontstekingspatroon.
8. De ontstekingsbougie in niet aang-
esloten.
8. Koppel de kabel aan de ontstekingsbougie.
9. Slechte ontstekingsbougie.
9. Vervang de ontstekingsbougie.
10. Oude brandstof.
10. Laat de tank leeglopen en hervul met verse, schone brandstof.
11. Water in brandstof.
11. Laat de brandstoftank en de carburator leeglopen en hervul de
tank met verse benzine.
Verlies van stroom
1. De ontstekingskabel is los.
1. Koppel de ontstekingskabel weer aan.
2. Stoot te veel sneeuw uit.
2. Verminder snelheid en verklein breedte van baan.
3. Het ventilatiegat van de brandstof-
tank is verstopt.
3. Verwijder ijs en sneeuw van het ventilatiegat.
4. Vuile of verstopte knaldemper.
4. Maak de knaldemper schoon of vervang hem.
De motor is niet
werkzaam of
draait ruw
1. Choke staat op “FULL”.
1. Zet de choke op “OFF”.
2. Verstopping in de brandstofleiding.
2. Maak de brandstofleiding schoon.
3. Oude brandstof.
3. Laat de tank leeglopen en hervul met verse, schone brandstof.
4. Water in brandstof.
4. Laat de brandstoftank en de carburateur leeglopen en hervul de
tank met verse benzine.
5. Carburateur moet vervangen worden. 5. Neem contact op met een gekwalificeerde reparateur.
Buitensporige
vibratie
1. Losse onderdelen of beschadigde
boren of rotor.
1. Maak alle bevestigingsmiddelen vast. Vervang beschadigde on-
derdelen. Als de vibratie aanhoudt, neem dan contact op met een
gekwalificeerde reparateur.
De terugloopstar-
ter zwaar
1. Bevroren terugloopstarter.
1. Zie “ALS TERUGLOOPSTARTER IS BEVROREN” van het ge-
deelte Gebruik in deze handleiding.
Verlies van
aandrijving /
vermindering van
snelheid
1. De aandrijfriem is versleten.
1. Controleer / vervang de aandrijfriem.
2. De aandrijfriem is van de riemschijf
afgeschoten.
2. Controleer / zet de aandrijfriem weer terug.
3. Het wrijvingswiel is versleten.
3. Neem contact op met een gekwalificeerde reparateur.
Verlies van
sneeuwuitstoot of
vermindering van
sneeuwuitstoot
1. De boorriem is van de riemschijf
afgeschoten.
1. Controleer / zet de boorriem weer terug.
2. De boorriem is versleten.
2. Controleer / vervang de boorriem.
3. Verstopte afvoertrechter.
3. Maak de sneeuwtrechter schoon.
4. Boren / rotor is vastgelopen
4. Verwijder afval of andere voorwerpen van de boren / rotor