Ingebruikneming
63
Stand “1” betekent:
Hoogste binnentemperatuur (warmste instelling)
Stand “4” betekent:
Laagste binnentemperatuur (koudste instelling)
De volgende zaken zijn van invloed op de binnentemperatuur:
– Omgevingstemperatuur;
– Hoeveelheid en temperatuur van de opgeslagen levensmidde-
len;
– Vaak of lang openen van de deur.
Daarom kunnen de volgende instellingen van de temperatuur-
regelaar slechts als aanbevelingen gezien worden die eventueel
aan de diverse invloeden aangepast moeten worden.
Instellingsaanbevelingen:
a) Bij normale koeling zonder gebruik van het vriesvak:
– Stand “1” tot “2”;
– als lagere temperaturen gewenst zijn, stand “2” tot “3”.
b) Bij het opslaan van diepvriesartikelen en bij het invriezen van
verse levensmiddelen in het vriesvak dient een temperatuurre-
gelings-instelling tussen “2” en “4” gekozen te worden,
afhankelijk van de omgevingstemperatuur.
Aanwijzing: Bij de onder b) genoemde instellingen wordt de
gemiddelde temperatuur in de koelruimte ca. +5 °C; de gemid-
delde temperatuur in het vriesvak bedraagt dan -18 °C of kou-
der. Dit geldt voor omgevingstemperaturen van +16 °C tot
+32 °C.
Bij een hogere omgevingstemperatuur worden bij regelstand “2”
tot “3” verse levensmiddelen juist ingevroren zonder dat het in
de koelruimte te koud wordt.
0
Temperatuurregelaar met behulp van een munt op de gewenste
stand draaien.
De compressor start en werkt dan automatisch.
Belangrijk!
Hoge omgevingstemperatuur (bijv. op hete zomerdagen) en
koude instelling van de temperatuurregelaar (stand “3” tot “4”)
kunnen er voor zorgen dat de compressor continue werkt.