-
3
de plaatselijke omstandigheden en bij
het werken met het apparaat te letten
op derden, speciaal op kinderen.
–
Voor de aanvang van de werkzaamhe-
den moet de bediener zich ervan verge-
wissen dat alle veiligheidsinrichtingen
volgens de voorschriften zijn aange-
bracht en functioneren.
–
De bediener van het apparaat is verant-
woordelijk voor ongevallen met andere
personen of hun eigendom.
–
Erop letten dat de bediener nauw aan-
sluitende kledij draagt. Stevig schoeisel
dragen en losse kledij vermijden.
–
Voor het starten de onmiddellijke om-
geving van het apparaat controleren
(bv. kinderen). Letten op voldoende
zichtbaarheid!
–
Het apparaat mag nooit onbeheerd
worden achtergelaten, zolang de motor
nog draait. Degene die het apparaat be-
dient mag het pas verlaten, wanneer de
motor is uitgezet, het apparaat tegen
onbedoelde bewegingen is beveiligd en
de handrem is aangetrokken.
–
Om onbevoegd gebruik van het appa-
raat te voorkomen, dient men de con-
tactsleutel te verwijderen.
–
Het apparaat mag alleen door perso-
nen worden gebruikt die voor de om-
gang ermee zijn opgeleid of hun vaar-
digheden in het bedienen hebben aan-
getoond en uitdrukkelijk de opdracht
hebben gekregen voor het gebruik.
–
Dit apparaat is niet ervoor gedacht,
door personen (inclusieve kinderen)
met beperkte fysieke, sensorische of
geestelijke mogelijkheden of door ge-
brek aan ervaring en/of door gebrek
aan kennis te worden benut.
–
Over kinderen dient toezicht te worden
gehouden, om te waarborgen dat ze
niet met het apparaat spelen.
GEVAAR
Verwondingsgevaar!
–
Gebruik het apparaat niet zonder be-
scherming tegen vallende voorwerpen
in bereiken waar de mogelijkheid be-
staat dat de bediener wordt geraakt
door vallende voorwerpen.
GEVAAR
Kantelgevaar bij de sterke hellingen.
KM 105/1xx
–
Berijd in rijrichting enkel stijgingen en
dalingen tot 18% (benzinemotor), 16%
(dieselmotor), 12% (gasmotor).
KM 125/130
–
Berijd in rijrichting enkel stijgingen en
dalingen tot 16% (dieselmotor en benzi-
nemotor), 12% (gasmotor).
GEVAAR
Kantelgevaar bij onstabiele ondergrond.
–
Het apparaat uitsluitend op bevestigde
ondergrond bewegen.
Kantelgevaar bij de zijwaartse hellingen.
–
Dwars op de rijrichting alleen hellingen
tot maximaal 10 % berijden.
몇
WAARSCHUWING
Ongevalgevaar!
–
De rijsnelheid moet aan de omstandig-
heden van dat moment aangepast wor-
den.
–
In bochten langzaam rijden.
GEVAAR
Verwondingsgevaar!
–
Til het vuilreservoir bij werkzaamheden
aan de hoge afvoer volledig op en be-
veilig het.
–
Voer de beveiliging enkel uit buiten de
gevarenzone.
LET OP
Het bestuurdersbeschermingsdak biedt
bescherming tegen grote, vallende delen.
Als weerbeschermingsdak biedt het boven-
dien weerbescherming. Ze bieden echter
geen kantelbescherming!
GEVAAR
Verwondingsgevaar!
–
De foliedeuren van de bestuurderscabi-
ne zijn voorzien van ventilatie-openin-
gen. Die moeten vrijgehouden worden
om voldoende verluchting te garande-
ren.
GEVAAR
Verwondingsgevaar!
–
Neem de bijzondere veiligheidsinstruc-
ties in de gebruiksaanwijzing van de
motorfabrikant in acht.
–
De uitlaat mag niet geblokkeerd wor-
den.
–
Niet over de uitlaat buigen of deze aan-
raken (verbrandingsgevaar).
–
Aandrijfmotor niet aanraken of vastpak-
ken (verbrandingsgevaar).
–
Benzine-/dieselmotor: Het is verboden
om het apparaat binnen te gebruiken
(vergiftigingsgevaar).
–
Gasmotor: Zorg bij het gebruik van het
apparaat binnen voor voldoende ver-
luchting en afvoer van de uitlaatgassen
(vergiftigingsgevaar).
–
Uitlaatgassen zijn schadelijk voor de
gezondheid, ze mogen niet worden in-
geademd.
–
De motor heeft ca. 3 - 4 seconden na-
loop nodig na het uitzetten. In deze tijd
absoluut uit de buurt blijven van het
aandrijfbereik.
Hauptverband der gewerblichen Berufsge-
nossenschaften e.V. (HVBG, Hoofdver-
bond van de industriële beroepsgenoot-
schappen, zorgt voor werknemersbescher-
ming). Vloeibare gassen (drijfgassen) zijn
butaan en propaan of butaan/propaan-
mengsels. Ze worden in speciale flessen
geleverd. De bedrijfsdruk van deze gassen
is afhankelijk van de buitentemperatuur.
GEVAAR
Explosiegevaar!
–
Behandel vloeibaar gas niet zoals ben-
zine. Benzine verdampt langzaam,
vloeibaar gas wordt onmiddellijk gas-
vormig. Het gevaar van vergassing en
ontsteking van de ruimte is dus bij vloei-
baar gas groter dan bij benzine.
WAARSCHUWING
Verwondingsgevaar!
–
Gebruik enkel vloeibaar-gasflessen
met drijfgasvulling conform DIN 51622
kwaliteit A c.q. B, in functie van de om-
gevingstemperatuur.
Toegelaten voor de gasmotor zijn vloei-
baar-gasmengsels van propaan/butaan
met een mengverhouding tussen 90/10
en 30/70. Door het betere koudestart-
gedrag moet bij buitentemperaturen on-
der 0 °C (32 °F) bij voorkeur vloeibaar
gas met een hoog propaanaandeel ge-
bruikt worden, aangezien de verdam-
ping reeds bij lage temperaturen plaats-
vindt.
LET OP
Het gebruik van huishoudgas en camping-
gas is principieel verboden.
– Alle personen die vloeibaar gas hante-
ren, zijn verplicht, kennis te nemen van
de informatie over de eigenschappen
van vloeibare gassen, om een veilige
bedrijfsvoering te kunnen garanderen.
Deze publicatie dient steeds bij de
veegmachine aanwezig te zijn.
– Drijfgasinstallaties dienen regelmatig,
tenminste één keer per jaar, door een
vakkundig persoon op werking en dicht-
heid gecontroleerd te worden (volgens
BGG 936).
– De controle dient schriftelijk te worden
vastgelegd. Aan de controle liggen de §
33 en § 37 UVV "Verwendung von Flüs-
siggas" (gebruik van vloeibaar gas,
BGV D34) ten grondslag.
– Als algemene voorschriften gelden de
richtlijnen van de Duitse Verkeersminis-
ter voor de controle van voertuigen
waarvan de motoren op vloeibare gas-
sen lopen.
– Het gas mag steeds maar uit één fles
tegelijk worden getapt. Wordt het gas
uit meerdere flessen tegelijk gehaald,
kan het gebeuren dat het vloeibare gas
uit een fles in een andere loopt. Daar-
door zou de overvulde fles na het slui-
ten van het ventiel (zie B. 1 van deze
richtlijnen) blootstaan aan een ontoe-
laatbare drukstijging.
– Bij het inbouwen van de volle fles be-
vindt zich de markering voor de juiste
positie van de fles "boven" (aansluit-
schroefdraad wijst loodrecht naar bo-
ven).
Het wisselen van gasfles dient zorgvuldig
te geschieden. Bij het in- en uitbouwen
moet de gasuitgangsnippel van het fles-
ventiel door een met een sleutel vast aan-
gedraaide afsluitmoer zijn afgedicht.
Veiligheidsinstructies voor de
rijmodus
Apparaten met hoge afvoer
Apparaten met chauffeurscabine
Veiligheidsinstructies voor de
verbrandingsmotor
Veiligheidstechnische richtlijnen
voor motorvoertuigen op vloeibaar
gas (enkel gasmotor)
Verplichtingen van de bedrijfsleiding en
de werknemers
Onderhoud door vakkundige personen
Inbedrijfstelling/gebruik
109
NL
Summary of Contents for KM 105/100 R D
Page 2: ...2 ...