-
4
1 Bedrijfsurenteller
2 Waarschuwingslampje laden
3 Waarschuwingslampje oliedruk
4 Waarschuwingslampje koelwatertem-
peratuur
5 Aangezogen motorlucht
6 Waarschuwingslampje brandstofreser-
ve
7 Controlelampje voorgloeien
8 Controlelampjes (niet aangesloten)
9 Controlelampje parkeerlicht
10 Controlelampje dimlicht
11 Controlelampje knipperlicht
12 Controlelampje rijrichting vooruit
13 Controlelampje rijrichting achteruit
14 Tankweergave
1 Rempedaal
2 Gaspedaal
3 Parkeerrem
4 Hefboom
Parkeerrem loszetten, daarbij rempe-
daal induwen.
Parkeerrem vergrendelen, daarbij rem-
pedaal induwen.
Motorafdekking openen.
Vrijloophendel (rood) van de hydrauli-
sche pomp 180° (tegen de richting van
de wijzers van de klok in) verdraaien.
Speciaal gereedschap gebruiken.
Waarschuwing
Het speciale gereedschap (rode schroe-
vendraaier) bevindt zich in een houder in
het voertuigframe, naast de vrijloop.
Voorzichtig
Beweeg de veegmachine zonder eigen
aandrijving niet over lange afstanden en
niet sneller dan 10 km/h.
Na het verplaatsen, vrijloophendel weer
terugdraaien.
Wanneer de vrijloophendel van de hy-
draulische pomp voor het verplaatsen
van de machine open gedraaid werd,
moet deze in de richting van de wijzers
van de klok tot de aanslag terugge-
draaid worden.
Speciaal gereedschap gebruiken.
Voor de inbedrijfstelling de gebruiks-
aanwijzing van de motorfabrikant lezen
en in het bijzonder de veiligheidsin-
structies in acht nemen.
Veegmachine op een egaal oppervlak
neerzetten.
Contactsleutel uitnemen.
Parkeerrem vastzetten.
Vloeistofpeil van de brandstoftank con-
troleren.
Motoroliepeil controleren.
Koelvloeistofstand controleren.
Luchtdruk banden controleren.
Keerwals en zijborstel controleren op
slijtage en in elkaar gewikkelde ban-
den.
Wielen controleren op in elkaar ge-
draaide banden.
Centrifugaalseparator en luchtfilter con-
troleren, zo nodig reinigen.
Werking van alle bedieningsonderdelen
controleren.
Apparaat op beschadigingen controle-
ren.
Stoffilter met de toets Filterreiniging rei-
nigen.
Instructie:
Beschrijving zie hoofdstuk Re-
paraties en onderhoud.
Gevaar
Explosiegevaar!
–
Uitsluitend de in de gebruiksaanwijzing
aangegeven brandstof mag worden ge-
bruikt.
–
Niet in gesloten ruimtes tanken.
–
Roken en open vuur is verboden.
–
Let erop dat er geen brandstof op hete
oppervlakken komt.
Brandstofinhoud aan de tankweergave
controleren.
Motor uitzetten.
Vuldop van de brandstoftank openen.
Vuldop van de brandstoftank open-
draaien.
Diesel tanken.
Overgelopen brandstof wegvegen en
vuldop van brandstoftank sluiten.
Hefboom stoelverstelling naar buiten
trekken.
Stoel verschuiven, hefboom loslaten en
vastzetten.
Door vooruit- en terugbewegen van de
stoel controleren of hij vast zit.
1 Transport
2 Vegen met veegrol
3 Vegen met keerrol en zijbezems
Controlelampjes en display
Pedalen
Voor de inbedrijfstelling
Parkeerrem vergrendelen/loszetten
Veegmachine zonder zelfaandrij-
ving bewegen
Veegmachine met zelfaandrijving
bewegen
Inbedrijfstelling
Algemene aanwijzingen
Controle- en onderhoudswerkzaam-
heden
Dagelijks voor het bedrijfsbegin
Tanken
Werking
Chauffeursstoel instellen
Programma's selecteren
62
NL