-
6
sleutel op “0“ draaien om te verhinderen
dat de batterij ontlaadt.
Apparaatkap openen.
Brandstoftoevoer openen.
Draaiknop langs de slang van de brand-
stofkraan stellen.
Apparaatkap sluiten.
Op de chauffeursstoel plaatsnemen.
Rijpedaal NIET gebruiken.
Programmaschakelaar op markering 1
(rijden) zetten.
Alleen bij koud of nat weer: choke-hen-
del naar boven trekken. Loopt de motor,
dan de choke-hendel weer naar bene-
den duwen.
Contactsleutel boven stand 1 uit-
draaien.
Is het apparaat gestart, dan contact-
sleutel loslaten.
Instructie:
De startmotor nooit langer dan
10 seconden gebruiken. Voor het opnieuw
gebruiken van de startmotor minstens 10
seconden wachten.
Gaspedaal "vooruit" langzaam indruk-
ken.
Gevaar
Gevaar voor verwonding! Bij het achteruit-
rijden mogen derden niet in gevaar ge-
bracht worden, eventueel aanwijzingen
laten geven.
Gaspedaal "achteruit" langzaam in-
drukken.
– Met de rijpedalen kan de rijsnelheid
traploos geregeld worden.
– Vermijd schokkerig gebruik van het pe-
daal, omdat de hydraulische installatie
anders beschadigd kan raken.
– Bij capaciteitsafname op hellingen het
rijpedaal zachtjes terugnemen.
Rijpedaal loslaten, het apparaat remt
zelf en blijft staan.
Over vaststaande hindernissen tot 50 mm
heen rijden:
Langzaam en voorzichtig in voorwaart-
se richting overheen rijden.
Over vaststaande hindernissen boven 50
mm heen rijden:
Er mag alleen over hindernissen heen
gereden worden met een geschikte op-
rijdrempel.
Gevaar
Gevaar voor verwonding! Bij geopende
grofvuilklep kan de veegwals stenen of split
naar voren wegslingeren. Erop letten, dat
geen mensen, dieren of voorwerpen in ge-
vaar gebracht worden.
Voorzichtig
Geen pakbanden, draden of soortgelijk ma-
teriaal opvegen; dit kan leiden tot een be-
schadiging van het veegmechanisme.
Voorzichtig
Om een beschadiging van de vloer te ver-
mijden de veegmachine niet ter plaatse ge-
bruiken.
Instructie:
Om een optimaal reinigingsre-
sultaat te krijgen, moet de rijsnelheid aan
de omstandigheden aangepast worden.
Instructie:
Tijdens het gebruik moet het
veeggoedreservoir op gezette tijden gele-
digd worden.
Instructie:
Bij oppervlaktereiniging alleen
veegrol laten zakken.
Instructie:
Bij reiniging van zijranden ook
de zijbezems laten zakken.
Programmaschakelaar op markering 2
zetten. Veegrol wordt neergelaten.
Instructie:
Keerrol start automatisch.
Instructie:
Voor het opvegen van grotere
deeltjes tot een hoogte van 50 mm, bv. si-
garettenpakjes, moet de grofvuilklep kort
opgeheven worden.
Grofvuilklep opheffen:
Pedaal grofvuilklep naar voren drukken
en vastgedrukt houden.
Voor het legen voet van het pedaal ne-
men.
Instructie:
Alleen bij volledig naar bene-
den gelaten grofvuilklep ist een optimaal
reinigingsresultaat te bereiken.
Programmaschakelaar op markering 3
zetten. Zijbezems evenals keerrol wor-
den neergelaten.
Instructie:
Veegrol en zijbezems lopen au-
tomatisch aan.
Instructie:
Tijdens het gebruik moet het
veeggoedreservoir op gezette tijden gele-
digd worden.
Instructie:
Tijdens het gebruik moet de
stoffilter op gezette tijden gereinigd wor-
den.
Nat-/droogklep sluiten.
Nat-/droogklep openen.
Instructie:
Op die manier wordt een ver-
stopping van het filtersysteem vermeden.
Nat-/droogklep openen.
Instructie:
De filter wordt zo tegen vochtig-
heid beschermd.
– Handmatige filterreiniging inschakelen.
Toets filterreiniging indrukken De filter-
reiniging begint na een vertraging van 1
seconde.
Instructie:
Het apparaat is vanuit de fabriek
op automatische filterreiniging ingesteld.
Instructie:
Wacht tot de automatische fil-
terreiniging beëindigd is en het stof neerge-
daald is, vooraleer u het veeggoedreservoir
opent of leegt.
Veeggoedreservoir lichtjes optillen en
uittrekken.
Veeggoedcontainer legen.
Veeggoedreservoir erin schuiven en la-
ten vastklikken.
Tegenoverliggend veeggoedreservoir
leegmaken.
Programmaschakelaar op markering 1
(rijden) zetten. Zijbezems en veegrol
worden opgeheven.
Contactsleutel op '0' draaien en sleutel
uittrekken.
Instructie:
Na het uitzetten van het appa-
raat wordt de stoffilter automatisch ca. 15
seconden lang gereinigd. In die tijd mag de
apparaatkap niet geopend worden.
Apparaatkap openen.
Brandstoftoevoer sluiten.
Draaiknop dwars met de slang van de
brandstofkraan stellen.
Apparaatkap sluiten.
Gevaar
Gevaar voor letsels en beschadigingen!
Houd bij het transport rekening met het ge-
wicht van het apparaat.
Gevaar
Algemeen moet bij het beladen van het ap-
paraat de vrijloophendel op de positie ON
staan. Pas dan zijn de rijaandrijving en de
parkeerrem bedrijfsklaar. Het apparaat
moet bij hellingen of dalingen altijd met
zelfaandrijving worden bewogen
Contactsleutel op '0' draaien en sleutel
uittrekken.
Brandstoftank leegmaken.
Apparaat aan de wielen met spieën
vastzetten.
Apparaat met spankabels of koorden
vastzetten.
Brandstofkraan openen
Apparaat inschakelen
Apparaat verrijden
Vooruit rijden
Achteruit rijden
Rijgedrag
Remmen
Over hindernissen heen rijden
Veegbedrijf
Vegen met keerrol
Vegen met opgeheven grofvuilklep
Vegen met zijbezems
Droge bodem vegen
Vezelachtig en droog keergoed (bv.
droog gras, stro) opvegen
Vochtige of natte bodem vegen
Filterreiniging
Veeggoedcontainer legen
Apparaat uitschakelen
Brandstofkraan sluiten
Transport
66
NL