NL
58
– Als de ketting niet overschakelt naar
het op één na kleinste kettingwiel,
draait u het afsteltoestel
tegen de
klok in
om de kabelspanning te
verhogen.
2. Met de ketting op het op één na kleinste
kettingwiel verhoogt u de kabelspanning
en draait tegelijkertijd de cranks rond. De
afstelling is klaar vlak voordat de ketting
tegen het op twee na kleinste kettingwiel
ligt.
BAND EN VELG
• Controleer de bandenspanning
regelmatig. De aanbevolen spanning
staat aangegeven op de zijkant van de
band.
• Controleer regelmatig of de banden niet
versleten of gebarsten zijn.
• De banden mogen niet in contact komen
met olie, benzine, paraffine of andere
middelen die rubber oplossen.
• Controleer regelmatig of de spaken goed
gespannen zijn en dat de wielen niet
scheef of ovaal zijn.
STUUR, STUURPEN EN
STUURLAGER
1. Compressieschroef
2. Compressiehuls
3. Moer met borgringen
4. Stuurpenschroeven
5. Stuurpen
6. Afstandshouders
7. Lagerhouder
8. Stuurlager
AFB. 14
Stuur en stuurpen
Als het stuur scheef zit en moet worden
versteld, maakt u de beide borgschroeven
los van de stuurpen (die rond de vorkbuis
klemmen) met een inbussleutel van 5 mm.
Richt de stuurpen zo dat deze uitgelijnd is met
het voorwiel en draai de borgschroeven weer
aan.
Stuurlager
Volg deze instructies om eventuele speling in
het stuurlager te verhelpen.
1. Gebruik een inbussleutel van 5 mm om
de compressieschroef iets losser of met
enkele slagen te draaien.
2. Maak de borgschroeven los met een
inbussleutel van 5 mm.
3. Draai de compressieschroef met de klok
mee tot de speling stopt, maar draai niet
verder, dat kan het lager beschadigen.
4. Draai de borgschroeven weer vast.
5. Draai de compressieschroef een halve
slag los.
Summary of Contents for 011166
Page 3: ...1 2 3 20 19 18 17 16 15 13 12 11 10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 21 14...
Page 4: ...4 5 6 7...
Page 5: ...8 9 10...
Page 6: ...13 14 11 12 1 2 3 4 5 6 7 8 2 3 1...
Page 59: ......
Page 60: ......