125
7 - INFORMATIE OVER DE BEDIENING
7.1 VOORBEREIDING VAN DE MACHINE
Trek anti-slip schoenen, handschoenen en
andere persoonlijke beschermingsmiddelen aan,
zoals aangegeven door de leverancier van het
gebruikte reinigingsmiddel, of die noodzakelijk
zijn voor gebruik in de werkomgeving, alvorens
met de werkzaamheden te beginnen.
☞
Voer de volgende controles uit, alvorens met
de werkzaamheden te beginnen.Raadpleeg de
betreffende paragrafen voor een gedetailleerde
beschrijving van deze stappen:
Controleer het laadniveau van de accu en laad de
accu indien nodig (zie 7.2).
Monteer de borstel of meeneemschijf (met de
schurende schrobspons) die geschikt is voor de
oppervlaktebehandeling en de
betreffende werkzaamheden (zie 7.3).
Monteer de vloerwisser en controleer of deze stevig
bevestigd en verbonden is met de zuigslang en of
de droogbladen niet te versleten zijn (zie 7.5).
Vul de schoonwatertank door de voorste opening
met een mengsel van schoon water en niet-
schuimend detergent
in een adequate concentratie.Laad 2 cm ruimte
tussen de mond van de invulopening en het
vloeistofpeil (zie 7.9).
☞
Om risico's te voorkomen dient u, om vertrouwd
te raken met de bewegingen van de machine,
testritten uit te voeren op een groot oppervlak
zonder obstakels.
Voor de beste reinigingsresultaten en een zo lang
mogelijk levensduur van de machine, dient u de
volgende eenvoudige maar belangrijke handelingen
uit te voeren:
- Bepaal het werkgebied en ruim alle mogelijke
obstakels uit de weg; als het oppervlak zeer
uitgestrekt is, moet in aaneengesloten en
parallelle, rechthoekige vlakken worden gewerkt.
- Kies een recht werktraject en begin met het werken
vanuit de verste zone om te voorkomen dat de
machine zones passeert die al gereinigd zijn.
7.1.1 TAALCONFIGURATIE
Foto 6.Houd A en B ingedrukt en schakel de
contactsleutel in.Wanneer "calibration" [kalibratie]
wordt weergegeven drukt u ook F in.Laat alle
knoppen los.Druk op C+ of C- om "language'' [taal]
te selecteren en druk op F om te bevestigen.
In het hoofdmenu selecteert u "exit" en drukt u op
F om te bevestigen.
7.2 ACCU OPLADEN
Sluit de patchkabel aan op de stroomkabel van de
acculader (foto 15-A) en op de stroomvoorziening.
Bij het inschakelen gaat de acculader CBHD1 de
accuspanning controleren om te bepalen of het
opladen moet worden gestart.Als de batterij niet
is aangesloten op de acculader, gaat de rode led
knipperen (foto 14-A).Als het resultaat van de test
na 1 seconde positief is, kan het laden van de accu
starten, waarbij de rode led brandt.
De voortgang van het laden wordt weergegeven
door drie led's: rood, geel en groen, voor het
gehele bereik van de acculaders.
De groene led (foto 14-C) geeft aan dat het
opladen is afgerond.Koppel de batterijlader los van
de netspanning.
Meer informatie vindt u in de gebruikershandleiding
en veiligheidshandleiding van de acculader die
door de fabrikant is meegeleverd.
Als de machine is uitgerust met loodaccu's,
mogen deze alleen in een goed geventileerde
ruimte worden geladen. Verwijder hiervoor de
vuilwatertank en open de accucontacten.
Volg de stappen zoals aangegeven in de
handleiding met betrekking tot de bedrijfs- en
veiligheidsvoorschriften van de fabrikant van de
accu (zie paragraaf "onderhoud van de accu").
Gebruik een hydrometer om de intensiteit van de
elementvloeistof regelmatig te controleren: als een
of meer elementen leeg zijn en de andere volledig
zijn geladen, is de accu beschadigd en moet deze
worden vervangen of gerepareerd (raadpleeg de
onderhoudshandleiding van de accu).
Foto 15
A) On-board acculader
B) Voedingskabel acculader
C) Hendel voor heffen/neerlaten vloerwisser
Foto 14
A
B
C
Led
ROSSO
Led
GIALLO
C
B
A