31
4. EQ
•
Druk om de geluidskarakteristieken te selecteren: KLASSIEK/POP/ROCK/JAZZ/NORMAAL.
5. BASS+/-
•
Druk om de LAGE TONEN in de modus
USER
in te stellen
6. USER
•
Druk om de lage en hogere tonen aan te passen.
7. MENU
•
Druk om het menu in DAB en FM weer te geven.
8. PAIR
•
Houd ingedrukt om de koppelfunctie in BT te activeren en/of het bestaande gekoppelde
BT-apparaat los te koppelen.
9.
•
Houd ingedrukt om in CD en USB snel terug te spoelen;
•
Druk om de vorige track in CD en USB te selecteren;
•
Druk om de zenderlijst in DAB en FM weer te geven;
•
Druk om in het menuscherm omhoog te gaan in DAB en FM;
•
Druk voor een goede afstemming in FM.
10. MO/ST
•
Druk om het geluid in stereo or mono te zetten.
11. P+/-
•
Druk om naar het begin van een huidige/vorige/volgende album te gaan;
•
Druk om de vorige/volgende vooraf ingestelde track in DAB en FM te selecteren.
•
Houd ingedrukt voor handmatige afstemming in FM.
12. Toetsen 0-9
13. INFO
•
Druk om de ID3-informatie in of uit te schakelen in CD en USB;
•
Druk om de informatie in DAB en FM te bekijken.
14.
•
Druk om in CD de schijf te plaatsen en uit te werpen.
15. SLAPEN
•
Druk om de slaaptimer in te stellen.
16. CD/USB/DAB/FM/BT/AUDIO
•
Druk om de bijbehorende AUDIOBRON te selecteren. (CD/USB/DAB/FM/BT/AUDIO)
17. WILLEKEURIG
•
Druk om willekeurig in CD en USB af te spelen.
18. /-
•
Druk om de HOGE TONEN in de modus
USER
aan te passen.