5 NL
PROFIEL LASPROCES
NL
Symbolen die aangegeven welke grootheid op het display wordt
weergegeven (Duty cycle, frequentie, tijd, ampère) 18 - Figuur 1
Pag. 3.) .
5.0
PROFIEL LASPROCES
Op dit deel van het paneel kunnen alle parameters worden inge-
steld om het eerder geselecteerde proces te optimaliseren.
5.1
SCHUIFTOETSEN.
Door minstens 1 seconde op een van de schuiftoetsen 31 of 32 -
Figuur 1 Pag. 3.) met de symbolen
te drukken, kunnen de lasparameters worden geselecteerd die u
wilt wijzigen. Door indrukken van een schuiftoets worden de ver-
schillende lasfuncties geselecteerd die gewijzigd moeten worden.
Let erop of bij het instellen van elke parameter het corresponde-
rende indicatielampje gaat branden, en of het displays 17 - Figuur
1 Pag. 3.) en de leds 18 - Figuur 1 Pag. 3.) respectievelijk de
waarde en de meeteenheid van de gewijzigde parameter aange-
ven.
LET OP: OP DIT DEEL VAN HET PANEEL ZIJN OOK TIJDENS
HET LASSEN NOG WIJZIGINGEN MOGELIJK.
1.
Voorgas.
Door middel van de schuiftoetsen 31 en 32 wordt het indicatie-
lampje naar de positie 19 - Figuur 1 Pag. 3.) verplaatst; door ver-
volgens aan de knop 30 te draaien, wordt de duur in seconden
van de aanvankelijke gasstroom ingesteld. Waardenbereik tussen
0,2 sec. en 5 sec.
2.
Beginstroom.
Door middel van de schuiftoetsen 31 en 32 wordt het indicatie-
lampje naar positie 20 - Figuur 1 Pag. 3.) gebracht; door vervol-
gens aan de knop 30, te draaien, wordt de aanvankelijk stroom
ingesteld in de modus TIG met 4 fasen. Waardenbereik tussen
Imin e de nominale lasstroom.
3.
Stijgtijd.
Door middel van de schuiftoetsen 31 en 32 wordt het indicatie-
lampje op positie 21 - Figuur 1 Pag. 3.) gebracht; draai vervol-
gens aan de knop 30 om de gewenste tijd in te stellen waarin de
nominale lasstroom moet worden bereikt in de TIG-modus. Waar-
denbereik tussen 0 sec en 10 sec.
4.
Nominale lasstroom.
Door middel van de schuiftoetsen 31 en 32 wordt het indicatie-
lampje op het symbool 22 - Figuur 1 Pag. 3.) gebracht; door ver-
volgens aan de knop 30 te draaien wordt de waarde van de
nominale lasstroom ingesteld voor alle beschikbare modi. Waar-
denbereik tussen 5A en 220A.
5.
Begrensde stroom / Basisstroom.
Door middel van de schuiftoetsen 31 en 32 wordt het indicatie-
lampje op het symbool 23 - Figuur 1 Pag. 3.) gebracht; door ver-
volgens aan de knop 30 te draaien wordt de waarde van de
begrensde stroom in de modus TIG met 4 fasen ingesteld; in de
modus Gepulste TIG (zowel 2 als 4 fasen), wordt de basisstroom
voor de pulsering ingesteld. Waardenbereik tussen nominale las-
stroom en 10% van die waarde.
6.
Puntlastijd (Spot Time).
Door middel van de schuiftoetsen 31 en 32 wordt het indicatie-
lampje op het symbool 24 - Figuur 1 Pag. 3.) gebracht; door ver-
volgens aan de knop 30 te draaien, wordt de duur in seconden
van de puntlasimpuls ingesteld. Waardenbereik tussen 0,1 sec.
en 10 sec.
7.
Balancering van de golfvorm.
19
20
21
22
23
24