Voor de inbedrijfstelling
- 45 -
02.20
909.2079.9-03
22
21
20
19
Afb. 7:
Aansluitleidingen monteren
11
Voor de inbedrijfstelling
Â
Sluit de centrale stekker van het laspistool aan op centrale
bus 8.
Â
Sluit de koelmiddelleidingen van het laspistool aan op de
aansluitingen voor koelmiddelretour (rood) 5 en koelmid-
delaanvoer (blauw) 6.
Â
Sluit zo nodig de stuurkabel van het digitale Push-Pull las-
pistool aan op aansluitbus 7.
5
6
8
7
Afb. 8:
aansluitingen
11.1
Lasdraadspoel inleggen
Â
Open de linker zijkant van de draadaanvoerkoffer.
Â
Draai borgmoer 31 weg van de opnamedoorn 29.
Â
Steek de lasdraadspoel op de opnamedoorn en let erop
dat meeneemdoorn 28 vastklikt.
Â
Draai borgmoer 31 op opnamedoorn 29.
Opnameldoorn 29 heeft een afwikkelbeveiliging voor de
borgmoer 31. Borgmoer 31 moet via de merkbare weer-
stand worden gedraaid, zodat deze correct is vastgezet.
Â
Stel spoelrem 30 zo in dat tijdens het loslaten van de pis-
toolschakelaar de lasdraadspoel net niet meer naloopt.
28
30
29
31
Afb. 9:
Opnamedoorn
11.2
Draadelektrode (lasdraad) invoegen
Â
Schroef de stroomtip uit het laspistool.
Â
Open de linker zijkant.
Â
De diameter van de draadelektrode moet overeenstem-
men met de van voren leesbare inslag op de draadaan-
voerrol 35.
Â
Kantel tuimelhendel 37 zijwaarts en voeg de draadelek-
trode door inloopmond 36 en centrale bus 8 in.
37
37
38
38
35
35
15
36
Afb. 10:
4-Rollen draadaanvoerunit openen
Â
Kantel zwenkarmen 38 terug en vergrendel deze met tui-
melhendels 37.
37
37
38
38
35
35
36
15
Afb. 11:
4-Rollen draadaanvoerunit sluiten
Â
Schakel de lasstroombron met de hoofdschakelaar in.