Maak eerst de verbinding tussen de GND-klem en de versterker en de minpool en de accu. Een goede verbinding is van groot belang.
Verwijder vuil zorgvuldig van het aansluitingspunt van de accu. Een losse aansluiting kan storing, storend geluid of vervorming veroorzaken.
De versterkeraansl12 V wordt nu met een stroomkabel met geïntegreerde zekering met de plus-pool van de accu verbonden. De
zekering moet zich in de buurt van de batterij bevinden, de kabellengte van de plus-pool van de batterij tot naar de zekering moet om
veiligheidsoverwegingen minder bedragen dan 60 cm. Plaats de zekering pas na afloop van alle installatiewerkzaamheden inclusief
luidsprekeraansluitingen.
Sluit nu de leiding van de afstandsbediening van de Car HiFi-Receivers aan op de stuurbus REM van de versterker. Voor de verbinding
tussen de REMOTE-aansluiting van de versterker en het bedieningsapparaat is een kabel met een dwarsdoorsnede van 0,75 mm²
voldoende.
4.2 AUDIOKABEL
Bij installatie van de audiokabel tussen de cinchuitgang van de autoradio en de cinchingang van de versterker in de auto dient er zo mogelijk
voor gezorgd te worden dat de audiokabel en de voedingskabel niet aan dezelfde kant van de auto worden gelegd. Het verdient de voorkeur
de kabels ruimtelijk gescheiden te installeren, d.w.z. de stroomkabel in de linkerkabelschacht en de audiokabel in de rechterkabelschacht
of omgekeerd. Hierdoor wordt beïnvloeding van het audiosignaal door stroomstoringen voorkomen.
Dit geldt eveneens voor de verbindingskabel van de afstandsbediening voor de volumeregeling van de achterste kanalen. Deze kabel mag
niet aan de kant van de stroomvoorzieningsleidingen gelegd worden, maar samen met de audiokabel.
4.3 LUIDSPREKERAANSLUITINGEN
·
In de standaard bedrijfsmodus (dat betekent telkens een luidspreker aan elk afzonderlijk versterkerkanaal) bedraagt de kleinste
afsluitweerstand 2 ohm per kanaal.
·
In brugmodus (telkens twee versterkeruitgangen samen geschakeld) wordt de kleinste afsluitweerstand verdubbeld tot op 4 ohm.
·
In Tri-modus mag de impedantie niet minder bedragen dan 2 ohm per kanaal.
·
Sluit de luidspreker minklemmen nooit aan op het chassis van het voertuig.
·
Verbind de +12 V voedingsspanning nooit met een luidsprekeruitgang. Hierdoor wordt de versterkeruit gangstrap verwoest.
Indien de versterker met lagere afsluitwaarden of zoals boven beschreven fout wordt bedreven, kann hierdoor de versterker
zelf en de luidspreker worden beschadigd. In dit geval vervalt de garantie.
5. BEDIENINGSELEMENTEN
5.1 INSTELLING VAN DE INGANGSGEVOELIGHEID
De ingangsgevoeligheid kan aan elke autoradio of cassettedeck worden aangepast. Draai de volumeregelaar op gemiddeld volume en
stel dan de ingangsniveauregelaar (2) dusdanig in, dat er een gemiddelde geluidssterkte hoorbaar is. Bij deze instelling zijn over het
algemeen voldoende capaciteitsreserves bij een optimale ruisspanningsafstand gegarandeerd.
ATTENTIE:
harde testsignalen slechts kortstondig weergeven om schade van de luidspreker te vermijden.
5.2 LAAGDOORLAATFILTER MET REGELBARE KANTELFREQUENTIE
Mochten de kanalen CH1/2 of CH3/4 als subwooferversterker worden gebruikt, zet dan de schakelaar (5) op „LPF“. Stel aan regelaar (4)
de gewenste kantelfrequentie in. Daarmee kan de filter worden aangepast aan de betreffende laagweergever. De hoge flanksteilheid van
de filter zorgt voor een exacte daling van gemiddelde en hoge frequentiebereiken.
5.3 HOOGDOORLAATFILTER MET REGELBARE KANTELFREQUENTIE
Als de versterker wordt gebruikt als versterker voor satellietluidsprekers (midden-/ hogetonenluidspreker), zet de schakelaar (5) dan op
„HPF“. Stel met de regelaar (4) de gewenste kantelfrequentie in. Op die wijze worden alleen frequenties boven de ingestelde
kantelfrequentie versterkt. Hierdoor kan vervorming door te grote membraanslag bij lage frequenties en kleine satellietluidsprekers
effectief wordt gereduceerd zonder dat dit een negatieve invloed heeft op het lagetoonniveau.
5.4 BAS-BOOST
Met behulp van de bas-boost-functie wordt een opduw of correctie van de onderste basfrequenties bereikt. De sterkte van de hoogophaling
kan met de regelaar (3) traploos ingesteld worden.
5.5 UITGANGEN VOOR HET AANSLUITEN VAN EXTRA VERSTERKERS
De uitgangsbussen die herkenbaar zijn aan het woord “LINE OUTPUT”, maken het mogelijk zonder aparte T-stekers extra versterkers aan
te sluiten.
5.6 AFSTANDSBEDIENING VOOR DE VOLUMEREGELING VAN DE ACHTERSTE KANALEN
Het volume van de achterste kanalen (de met CH3 en CH4 gemarkeerde uitgangen) kan extra met de meegeleverde afstandsbediening
geregeld worden. Bij de montage moet erop gelet worden, dat de leiding naar de afstandsbediening niet aan dezelfde kant van het voertuig
gelegd wordt als de stroomvoorziening van de versterker, zie ook hoofdstuk 4.2. De afstandsbediening moet op het dashboard of op een
gemakkelijk toegankelijke plek gemonteerd worden. Worden de achterste kanalen voor werking van een subwoofer gebruikt, dan kan men
het volume van de subwoofer onafhankelijk van de instellingen op de autoradio instellen. Het gebruik is aan te raden bij de in afb. 3
beschreven rangschikking.
NL
15
130.com.ua
Autogood products Internet store “130”
Summary of Contents for FEARLESS 4000 D
Page 40: ...39 1 130 com ua Autogood products Internet store 130 ...
Page 41: ...40 130 com ua Autogood products Internet store 130 ...
Page 42: ...41 130 com ua Autogood products Internet store 130 ...
Page 43: ...42 130 com ua Autogood products Internet store 130 ...
Page 44: ...43 130 com ua Autogood products Internet store 130 ...
Page 45: ...44 CHANNEL 1 2 CHANNEL 3 4 130 com ua Autogood products Internet store 130 ...
Page 48: ...130 com ua Autogood products Internet store 130 ...