39
Afzonderlijke luchttransformatoren, die de functies van
luchtregeling en/of vocht- en vuilafvoer combineren,
dienen daar waar van toepassing te worden gebruikt.
AFLEVERINGSINSPECTIE
BESCHADIGING: Iedere luchtcompressor is vóór
aflevering grondig getest en gecontroleerd. Door verkeerd
hanteren tijdens het transport kunnen beschadigingen
ontstaan, waardoor storingen tijdens het gebruik van de
luchtcompressor kunnen optreden.
Controleer onmiddellijk na aflevering op zowel verborgen
als zichtbare beschadigingen om te voorkomen dat de
kosten van de reparatie van dergelijke beschadigingen op
u worden verhaald. Dit dient te geschieden ongeacht of
beschadigingen van de verpakking zichtbaar zijn of niet.
In het geval dit product rechtstreeks naar u werd
verzonden, meldt u de beschadigingen bij de vervoerder
en maakt u onmiddellijk een afspraak voor een inspectie
van de afgeleverde goederen.
OPSLAG
Alvorens u de luchtcompressor opslaat, moet u het
volgende doen:
1. Lees de hoofdstukken “Onderhoud” en
“Bedieningsprocedures” en voer zo nodig onderhoud
uit. Vergeet niet het condenswater in de luchttank af te
tappen.
2. Bescherm het netsnoer en de luchtslang tegen
beschadigingen (veroorzaakt door bijvoorbeeld erop
te staan of over te rijden).
Sla de luchtcompressor op een schone en droge plaats
op.
BESCHRIJVING VAN DE WERKING
AFTAPKRAANTJE: Het aftapkraantje bevindt zich op de
onderkant van de luchttank en wordt gebruikt om het
condenswater af te tappen na ieder gebruik.
THERMISCHE STROOMONDERBREKER:
De elektromotor is uitgerust met een handmatig
terugstelbare thermische stroomonderbreker. Als de
motor om de een of andere reden oververhit raakt, zal de
stroomonderbreker de motor uitschakelen. Zet de
drukschakelaar in de “uit”-stand en laat de
luchtcompressor afkoelen voordat u op de reset-knop
drukt om de luchtcompressor opnieuw te starten.
THERMISCHE
OVERBELASTINGSBEVEILIGING VAN DE
MOTOR:
Als de nominale stroomsterkte van de motor wordt
overschreden, zal de thermische beveiliging automatisch
open gaan en de motor uitschakelen.
De motor moet eerst afkoelen voordat deze mag worden
herstart. De luchtcompressor zal automatisch starten
nadat de motor weer is gestart.
AAN/AUTOMATISCH-UITSCHAKELAAR:
Draai deze schakelaar naar de “aan”-stand om de
drukschakelaar automatisch van stroom te voorzien, en
naar de “off”-stand om de stroom naar de drukschakelaar
te onderbreken wanneer u klaar bent met het gebruiken
van de luchtcompressor of deze onbeheerd laat.
LUCHTINLAATFILTER:
Dit filter is bedoeld om de lucht te reinigen die door de
luchtcompressorpomp wordt aangezogen. Dit filter moet
altijd schoon en vrij van verstoppingen zijn. Zie het
hoofdstuk “Onderhoud”.
LUCHTCOMPRESSORPOMP:
Om de lucht samen te persen, beweegt de zuiger op en
neer in de cilinder. Tijdens de neerwaartse slag van de
zuiger wordt lucht in de cilinder gezogen via de
luchtinlaatklep. De uitlaatklep blijft dan gesloten.
Tijdens de opwaartse slag van de zuiger wordt de lucht
samengeperst. De inlaatklep gaat dicht en de
samengeperste lucht wordt via de uitlaatklep uit de
cilinder geduwd, en stroomt door de uitlaatbuis en een
terugslagklep naar de luchttank. Er is pas perslucht
beschikbaar nadat de luchtcompressor de tankdruk heeft
opgevoerd tot boven de vereiste druk aan de luchtuitlaat.
TERUGSLAGKLEP:
Wanneer de luchtcompressor in werking is, staat de
terugslagklep “open”, waardoor samengeperste lucht in
de luchttank kan stromen. Wanneer de luchtcompressor
de “uitschakeldruk” nadert, gaat de terugslagklep “dicht”,
waardoor de opgebouwde tankdruk behouden blijft.
DRUKSCHAKELAAR-ONTLASTKLEP:
De drukschakelaar-ontlastklep op de zijkant van de
drukschakelaar is bedoeld om automatisch de
samengeperste lucht uit de compressorkop en de
uitlaatbuis te laten ontsnappen nadat de luchtcompressor
de “uitschakeldruk” heeft bereikt.
DRUKSCHAKELAAR:
De drukschakelaar start automatisch de motor wanneer
de tankdruk daalt tot de “inschakeldruk” die in de fabriek is
ingesteld. De drukschakelaar stopt automatisch de motor
wanneer de tankdruk de “uitschakeldruk” heeft bereikt die
in de fabriek is ingesteld.
VEILIGHEIDSVENTIEL:
Als de drukschakelaar de luchtcompressor niet uitschakelt
op de ingestelde “uitschakeldruk”, biedt het
veiligheidsventiel bescherming tegen hoge druk door
“omhoog te springen” op de in de fabriek ingestelde druk,
die iets hoger is dan de ingestelde “uitschakeldruk”.
UITLAATDRUKMETER:
De uitlaatdrukmeter geeft de luchtdruk aan die
beschikbaar is aan de uitlaatzijde van de
luchtdrukregelaar. Deze druk wordt geregeld door de
luchtdrukregelaar en is altijd lager dan of gelijk aan de
tankdruk. Zie het hoofdstuk “Bedieningsprocedures”.
TANKDRUKMETER:
De tankdrukmeter geeft de luchtdruk in de luchttank aan.
LUCHTDRUKREGELAAR:
De luchtdruk uit de luchttank wordt geregeld met de knop
van de luchtdrukregelaar. Draai de knop van de
luchtdrukregelaar rechtsom om de luchtdruk te verhogen